Inhoud
Artikel 3 Agrarisch met Waarden –
Landschapswaarden
Artikel 4 Groen - Landschapselement
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het
bestemmingsplan ‘Buitengebied, Diepenheimseweg 49A-51
Neede
bestemmingsplan:
de geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1859.BPBGB20110012-1000
met de bijbehorende regels en bijlagen.
verbeelding:
a de analoge
verbeelding van het bestemmingsplan naam bestemmingsplan bestaande uit de
kaart(en) met tekeningnummer(s) NL.IMRO.1859.BPBGB20110012-1000;
b de digitale verbeelding van het
bestemmingsplan ‘Buitengebied, Diepenheimseweg 49A-51
Neede
aan- of
uitbouw:
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat in
ruimtelijk en/of architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat
(hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aan-huis-verbonden bedrijf:
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van
ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of
gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een
woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden
uitgeoefend.
aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten
op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen
zijnde.
bestaand
a bij gebruik: het gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
b bij bouwwerken: de bebouwing die op het
moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel
nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning dan wel een
omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van
inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een
besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien
van een al verleende omgevingsvergunning.
bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel
gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
bouwwerk,
geen gebouw zijnde:
alle overige bouwwerken die geen gebouw zijn.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de
uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan
personen die die goederen kopen of huren voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze
detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of
rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was,
prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt
uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
erker:
een ondergeschikte uitbouw van het hoofdgebouw met
een beperkte omvang (breedte, hoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm,
waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed.
extensieve
recreatie:
vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch
en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige
voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte,
zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en
picknickplaatsen en strandjes.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen
en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gebruiken:
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in
gebruik geven.
herbouw:
reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in ruimtelijke en
architectonisch opzicht, of gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw
valt aan te merken.
kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of
grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot
het kweken van vruchten, bloemen of planten.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend
is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en
buiten organisatorisch verband.
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel
2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter
overdekking en met niet meer dan één wand is uitgevoerd;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen
worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische
aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval
verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of
een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon,
al dan niet in combinatie met elkaar.
uitbouw:
een uitbreiding van een gebouw, waarvan de afmetingen
duidelijk ondergeschikt zijn aan die van het andere gebouw en waarbij de
ruimten van de uitbouw en het andere gebouw rechtstreeks onderling bereikbaar/
verbonden zijn.
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is
gelegen alsmede het verlengde daarvan.
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
woning
(wooneenheid):
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting
van één afzonderlijk huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt
gemeten:
2.1 Algemeen
afstand tot
de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse
perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd
oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige
bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd,
uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat
is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden
gedeelte van die bestemming.
bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
breedte,
diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren.
goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q.
de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van
een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken
en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
a voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk
aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang
vermeerderd met
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van
het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
a plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en aan- of uitbouwen
met een oppervlakte van
b overstekende daken;
c luifels als geïntegreerd onderdeel van een gebouw of
een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding
niet meer dan
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:
a voor lengten in meters (m);
b voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
c voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
d voor verhoudingen in procenten (%);
e voor hoeken/hellingen in graden (º).
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
‘Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische
bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
b behoud, herstel en ontwikkeling van de
landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
1 aardkundige
waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met
waarden – aardkundig waardevol’;
2 cultuurhistorisch waardevolle akkers, ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch
waardevolle akker;
c aan de bestemming ondergeschikte extensieve
dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en
voorzieningen en naar aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
d aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
e (onverharde) paden en wegen;
f bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeerkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Er mogen
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarbij moet
worden voldaan aan de volgende bepalingen:
a Buiten bouwvlakken zijn uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, – met uitzondering van overkappingen en voorzieningen voor
opslag- en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen toegestaan.
b De bouwhoogte van afrasteringen bedraagt ten hoogste
c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt ten hoogste
3.3 Nadere eisen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bebouwing:
a Ter voorkoming van onevenredige aantasting van de
gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en
bouwwerken.
b Ter waarborging van de ruimtelijke en
landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving.
c Ter waarborging van de verkeersveiligheid.
d Ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels
en leidingen
3.4 Afwijken van de
bouwregels
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in lid 3.2.1 onder a voor het realiseren van één paardenbak buiten het
bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a De paardenbak grenst direct aan de bestemming
‘Wonen’.
b De afstand tot woningen van derden bedraagt ten
minste
c De oppervlakte van een paardenbak mag niet meer
bedragen dan
d De hoogte van afrasteringen/omheiningen mag niet meer
bedragen dan
e Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke
inpassing.
f De in het gebied aanwezige waarden mogen niet
onevenredig worden aangetast.
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in lid 3.2.1 onder c voor het verhogen van de bouwhoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan
b De bouwhoogte van hooibergen mag niet meer bedragen
dan
3.5 Specifieke
gebruiksregels
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende
bepalingen:
a Aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de
activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de oppervlakte van de
bedrijfswoning tot een maximum van
b Bij een paardenbak is het gebruik van verlichting
door middel van lichtmasten niet toegestaan.
c Detailhandel is niet toegestaan.
d Het gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve
van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
e Het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig
kamperen is niet toegestaan.
f Teeltondersteunende voorzieningen zijn niet
toegestaan.
3.6 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden
Het is
verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd
gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig
waardevol’:
1
het verzetten of
vergraven van grond, waarbij het maaiveld over meer dan
100 m2 per perceel of meer dan
2
het omzetten van
grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,45 eter onder maaiveld;
3
het verlagen van
de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het aanleggen dempen
of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit (van)
oppervlaktewateren.
b Ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden –
cultuurhistorisch waardevolle akker’;
1
het verzetten of
vergraven van grond, waarbij het maaiveld over meer dan
100 m2 per perceel of meer dan
2
het omzetten van
grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,45 eter onder maaiveld;
3
het aanleggen
dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit
(van) oppervlaktewateren;
4
het verwijderen
of rooien van bos-, natuur-,
en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische
productiefunctie;
5
het aanleggen of
aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen
of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het aanleggen of
aanplanten van hoger dan
7
het verwijderen
van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen
of steilranden en het verwijderen van paden en
onverharde wegen;
8
het aanleggen
en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan
Het in lid
3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering
van het verzetten of vergraven van grond.
b Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
c Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een
verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van
inwerkingtreding van dit plan.
De in lid
3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in
de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
‘Groen – Landschapelement’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groen;
b behoud, herstel en ontwikkeling van
landschapelementen
c extensief recreatief medegebruik;
d onverharde wegen en paden;
e water- en waterhuishoudkundige voorzieningen
4.2 Bouwregels
Op deze
gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Op deze
gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd
waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
4.3 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden
Het is
verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken
en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het verzetten of vergraven van grond, waarbij
het maaiveld over meer dan
100 m2 per perceel of meer dan
b
het omzetten van grond of uitvoeren van
bodemingrepen dieper dan
c het aanleggen dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit (van) oppervlaktewateren;
d het verwijderen of rooien van bos-, natuur-, en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder productiefunctie;
e het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen en het verwijderen van paden en onverharde wegen;
f het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
Het in lid
4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende
vergunning.
b Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
c Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan.
De in lid
4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling
van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen of
bedrijven;
c terras, tuinen en erven;
d speelvoorzieningen;
e groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
f
(onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
g Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water
en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en
parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende
bepalingen:
a Per bouwvlak is ten hoogste één woning toegestaan.
b De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per
woning mag niet meer bedragen dan
c De inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen,
mag niet meer bedragen dan
d De goothoogte van een woning mag niet meer bedragen
dan
e De bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen
dan
f
De goothoogte
van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer
bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende voorwaarden:
a De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet
meer bedragen dan
b De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van paardenbakken gelden de volgende
voorwaarden:
a Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het
bestemmingsvlak.
b De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
bij paardenbakken mag niet meer bedragen dan
c De oppervlakte van paardenbakken mag niet meer
bedragen dan
d Het bouwen van lichtmasten is niet toegestaan.
5.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a voor het
herbouwen van een woning op een andere locatie, waarbij moet worden voldaan aan
de volgende voorwaarden:
a De herbouw dient plaats te vinden binnen het
bestemmingsvlak.
b De herbouw dient op een andere locatie
stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn.
c De herbouw van de woning mag geen onevenredige
beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende
(agrarische) bedrijven.
d De herbouw van de woning dient aanvaardbaar te zijn
uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en
bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
a Aan-huis-verbonden beroepen en
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande
dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de
oppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van
b Detailhandel is niet toegestaan.
c Het gebruiken van een gebouwen behoeve van het
ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
d Het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig
kamperen is niet toegestaan
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4 onder c voor het
toestaan van mantelzorg in een woning, aan- of uitbouw, met inachtneming van de
volgende bepalingen:
a De totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik
wordt genomen niet meer bedraagt dan
b Er mag geen zelfstandige woning ontstaan.
c Er dient sprake te zijn van een goed woon- en
verblijfsklimaat;
d Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
e Er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in
verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het
toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
7.1 Bestaande afwijkende maatvoering
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende
regels:
a De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan
bestaande afstands-, hoogte-,
inhouds-, hellings- en
oppervlaktematen, met uitzondering van bijgebouwen bij woningen en
woongebouwen, die meer bedragen dan de maximale maten welke in hoofdstuk 2 zijn
voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
b De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan
bestaande afstands-, hoogte-,
inhouds-, hellings- en
oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke hoofdstuk 2 is
voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
c In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b
slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
7.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden,
behoudens de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingen, de volgende
bepalingen:
a Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen de
fundering van gebouwen, sleufsilo’s en mestbassins toegestaan.
b De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag niet
meer bedragen dan
8.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van:
a de maten, waaronder percentagens, met ten hoogste 10%,
behoudens de oppervlakten en inhoudsmaten van woningen en bijgebouwen.
b de regels en toestaan dat het beloop of het profiel
van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast, indien
de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.
c de regels en toestaan dat bouwwerken met maximaal
d de regels voor de bouw van een luifel aan de
voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
1 de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer
bedraagt dan
2 de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag
van het hoofdgebouw;
3 er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van
verkeersveiligheid.
e de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwen, waaronder wachthuizen ten behoeve van het
openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van
kunstwerken, toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen
worden gebouwd, mits:
1 de inhoud per gebouw niet meer dan 50m3
zal bedragen;
2 de bouwhoogte niet meer dan
f
de regels ten
aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken en toestaan dat deze worden vergroot:
1 ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde,
tot maximaal
2 ten behoeve van de bouw van waarschuwings-
en of communicatiemasten tot maximaal
3 ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde tot
g het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte
van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke
verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en
technische ruimten wordt vergroot, mits:
1 De maximale oppervlakte van de vergroting niet meer
bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie
van het schuine dakvlak;
2 De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de
maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.
9.1 Wijzigen naar Bos, Groen - Landschapselement, Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming
‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ te wijzigen in de bestemming ‘Bos’,
‘Groen - Landschapselement’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of
ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden
voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging kan uitsluitend plaats vinden ten
behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals
het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische
verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-,
natuur-, en/of landschapscompensatie.
a De wijziging vindt pas plaats nadat de
aankoop/overdracht van de gronden in voldoende mate verzekerd is of al heeft
plaatsgevonden.
10.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien
van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde
in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van
de volgende onderwerpen:
b de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van
de stedenbouwkundige bepalingen;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
d de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse
hoofdtransportleidingen;
f
de
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden,
g de ruimte tussen bouwwerken.
10.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere
wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het
tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van
het bestemmingsplan.
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden
gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het
plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een
omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop
het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het
bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op
het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd
is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige
gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen
in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a,
na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan
een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of
te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied, Diepenheimseweg 49A-51 Neede