Inhoud
Artikel 4 Agrarisch met Waarden –
Landschapswaarden
Artikel 6 Groen – Landschapselement
Artikel 8 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene bouwregels
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlage: Onderdeel Landschapsplan van de nota
‘Landschappelijke inpassing bij functieverandering Kieftendijk 15 Fam. Bauhuis’
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Buitengebied,
Kieftendijk 15 Neede
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten
als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 1859.BPBGB20110021-0100 met de
bijbehorende regels en bijlagen.
aan- of uitbouw:
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig
gebouw, dat ruimtelijk en/of architectonisch ondergeschikt is aan dat
(hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels, regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
het op bedrijfsmatige wijze
uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, niet zijnde de vrije
beroepen, die in een gedeelte van de woning en/of de daarbij behorende
(bij)gebouwen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie
behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
afrastering:
afscheiding in de vorm van een open
hekwerk of draadwerk waarmee een deel van een perceel wordt omheind. Een
afrastering is transparant en met palen in de grond verankerd. Deze palen
worden onderling verbonden door draad of gaas.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bestaand:
1. bij gebruik: gebruik zoals
aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan;
2. bij bouwwerken: bebouwing zoals
aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en
bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit
plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende bouwvergunning.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming.
bestuursorgaan dat bevoegd is tot
het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een
omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet
vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw
en dat in ruimtelijk en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond,
waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang
van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect
met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de
grond.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder
de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan
personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder
grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van
personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de
bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
extensieve recreatie:
vormen van recreatief medegebruik
van het agrarisch en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en
aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de
ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en
strandjes.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar
bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden
verstrekt, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of ter plaatse zaalruimten worden verhuurd en
beschikbaar gesteld. Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en
maaltijdbezorgingsdiensten gerekend.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat gelet op de
bestemming als het belangrijkste gebouw op het bouwperceel kan worden
aangemerkt.
kleine verblijven van
kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het
dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal,
dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.
kleinschalig kamperen (minicamping)
een kampeerterrein met maximaal 25
kampeerplaatsen.
onderkomens:
voor verblijf geschikte voer- en vaartuigen
en kampeermiddelen.
overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat
dient er overdekking en met niet meer dan één wand is uitgevoerd.
peil:
a
voor
een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van
de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b
voor
een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte
van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c
als
in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het
meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
permanente bewoning:
het gebruik van een gebouw of ander
onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van
de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is
gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het
gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke
verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien
verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake
te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 15 maart tot 31 oktober)
in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf
wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt,
dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het
verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden
dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit
recreatieve gebruik is toegestaan.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke
besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig
was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in
ieder geval verstaan: een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, een
parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische
massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
voorgevelrooilijn:
de voorgevelrooilijn is:
a
langs
een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de
voorgevels van de bestaande bebouwing:
1
de
evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zoveel mogelijk aansluitend
aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel
mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de
weg geeft;
b
langs
een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en
waarlangs mag worden gebouwd:
1
bij
een wegbreedte van meer dan
2
bij
een wegbreedte geringer dan
werk:
een constructie geen gebouw of
bouwwerk zijnde.
woning (wooneenheid):
een complex van ruimten, bedoeld
voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met
31 oktober
Bij de toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken –
dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte
van meer dan
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste
punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de
aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant
van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken
en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde
ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
a
plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel-
en kroonlijsten en aan- of uitbouwen met een oppervlakte van
b
overstekende
daken;
c
luifels
als geïntegreerd onderdeel van een gebouw of uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding niet meer dan
Alle maten, tenzij anders
aangegeven:
a
voor
lengten in meters (m);
b
voor
oppervlakten in vierkante meters (m2);
c
voor
inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
d
voor
verhoudingen in procenten (%);
e
voor
hoeken/hellingen in graden (º).
Bij de toepassing van deze regels
wordt gemeten tot en/of vanuit het hart van de lijn.
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
agrarische
doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende
voorzieningen;
b
extensieve
recreatie;
c
(onverharde)
paden en wegen;
d
landschapselementen
en landschappelijke inpassing;
e
bij
deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water en waterhuishoudkundige
voorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen
gebouwen worden gebouwd.
Voor het realiseren van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
Niet
zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van:
1
permanente
teeltondersteunende voorzieningen;
2
tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen;
3
mestbassins;
4
mestsilo’s;
5
sleufsilo’s;
6
kuilvoerplaten;
7
overkappingen;
8
voorzieningen
voor opslag;
9
paardenbakken.
b
De
bouwhoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan
c
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bebouwing:
a
ter
voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b
ter
waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;
c
ter
waarborging van de verkeersveiligheid;
d
ter
waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen
Het is verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken
en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
verharden van paden en wegen;
b
het
graven, baggeren en/of verbreden van sloten, poelen.
Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is
niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
De in lid 3.4.1 genoemde vergunning
kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische,
natuurlijke en landschappelijke waarden.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’,
‘Groen - Landschapselement’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of
ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden
voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
wijziging kan uitsluitend plaats vinden ten behoeve van de realisatie van
vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische
hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk
raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie.
b
De
wijziging vindt pas plaats nadat de aankoop/overdracht van de gronden in
voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
De voor
‘Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a agrarische doeleinden, in de vorm van
agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
b behoud, herstel en ontwikkeling van
de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor hydrologisch
waardevol gebied, ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevol’;
c (onverharde) paden en wegen;
d bij deze bestemming behorende
voorzieningen, zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het
realiseren van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Niet zijn toegestaan bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, in de vorm van:
1 permanente teeltondersteunende voorzieningen;
2 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
3 mestbassins;
4 mestsilo’s;
5 sleufsilo’s;
6 kuilvoerplaten
7 overkappingen;
8 voorzieningen voor opslag;
9 paardenbakken.
b De bouwhoogte van afrasteringen mag
niet meer bedragen dan
c De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bebouwing:
a ter voorkoming van onevenredige
aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van
aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter waarborging van de ruimtelijke
en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;
c ter waarborging van de
verkeersveiligheid;
d ter waarborging van de ongestoorde
ligging van kabels en leidingen
Het is
verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd
gezag de werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter
plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevol’:
a het verzetten of vergraven van grond,
waarbij het maaiveld over meer dan
100 m2 per perceel of meer dan
b het verlagen van de grondwaterstand
door aanleg van drainage of bemaling;
c het aanleggen dempen of wijzigen van
(oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit (van) oppervlaktewateren;
d het verwijderen of rooien van bos-,
natuur-, en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder
productiefunctie;
e het aanleggen of aanplanten van
bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder
productiefunctie;
f het aanleggen of aanplanten van
hoger dan
g het aanleggen en/of verharden van
wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan
Het in lid
4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
De in lid
4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in
de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
De voor
‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a behoud, herstel en/of ontwikkeling
van het bos en bosgroeiplaats;
b behoud, herstel en ontwikkeling van
de landschappelijke waarden en natuurwaarden;
c (onverharde) paden, wegen en
parkeervoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige
voorzieningen;
e extensief recreatief medegebruik.
Op of in
deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens
eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor
extensief recreatief medegebruik en natuur- en bosbeheer, zoals
informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in 5.2 voor:
a het bouwen van bouwwerken ten
behoeve van bos- en natuurbeheer, mits:
1
de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan
2
de
oppervlakte niet meer bedraagt dan
b het bouwen van jachtstoelen en
jachthutten, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
als geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
Het is
verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken
en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het verzetten of vergraven van
grond, waarbij het maaiveld over meer dan
100 m2 per perceel of meer dan
b het omzetten van grond of uitvoeren
van bodemingrepen dieper dan
c het aanleggen dempen of wijzigen van
(oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit (van) oppervlaktewateren;
d het verwijderen of rooien van bos-,
natuur-, en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder
productiefunctie;
e het verwijderen van
perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen en
het verwijderen van paden en onverharde wegen;
f het aanleggen en/of verharden van
wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen.
het in lid
5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik
betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel
krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op
het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c vallen onder de Boswet.
De in lid
5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
De voor
‘Groen – Landschapselement’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groen;
b behoud, herstel en ontwikkeling van
landschapselementen
c (onverharde) paden en wegen;
d water- en waterhuishoudkundige
voorzieningen;
Op of in deze
gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens eenvoudige
voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief
recreatief medegebruik en natuur- en bosbeheer, zoals informatieborden,
picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt
dan
Het is
verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken
en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het verzetten of vergraven van
grond, waarbij het maaiveld over meer dan
100 m2 per perceel of meer dan
b het omzetten van grond of uitvoeren
van bodemingrepen dieper dan
c het aanleggen dempen of wijzigen van
(oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit (van) oppervlaktewateren;
d het verwijderen of rooien van bos-,
natuur-, en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder
productiefunctie;
e het aanleggen en/of verharden van
wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen.
Het in lid
6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c
vallen
onder de Boswet.
De in lid
6.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling
van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
De voor
‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a behoud, herstel en/of ontwikkeling
van de natuurwaarden;
b behoud, herstel en/of ontwikkeling
van de landschappelijke waarden;
c (onverharde) paden, wegen en
parkeervoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige
voorzieningen;
e extensief recreatief medegebruik.
Op of in
deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens
eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor
extensief recreatief medegebruik en natuur- en bosbeheer, zoals
informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in 7.2 voor:
a het bouwen van bouwwerken ten
behoeve van bos- en natuurbeheer, mits:
1 de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
2 de oppervlakte niet meer bedraagt
dan
b het bouwen van jachtstoelen en
jachthutten, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
als geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
Het is
verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken
en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het verzetten of vergraven van
grond, waarbij het maaiveld over meer dan
100 m2 per perceel of meer dan
b het omzetten van grond of uitvoeren
van bodemingrepen dieper dan
c het aanleggen dempen of wijzigen van
(oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit (van) oppervlaktewateren;
d het verwijderen of rooien van bos-,
natuur-, en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder
productiefunctie;
e het verwijderen van
perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen en
het verwijderen van paden en onverharde wegen;
f het aanleggen en/of verharden van
wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen.
het in lid
7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik
betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel
krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op
het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c vallen onder de Boswet.
De in lid
7.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
De voor
‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a verblijfsrecreatieve voorzieningen;
b horeca; uitsluitend in
ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane recreatieve
voorzieningen;
c kampwinkel, uitsluitend in
ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane recreatieve
voorzieningen;
d aan-huis-verbonden beroepen en
bedrijven;
e parkeervoorzieningen ter plaatse van
de aanduiding ‘parkeervoorzieningen’;
f (onverharde) paden en wegen;
g groenvoorzieningen;
h bij deze bestemming behorende
voorzieningen zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Voor het
bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a Per bestemmingsvlak is bebouwing ten
behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.
b Gebouwen zijn uitsluitend binnen een
bouwvlak toegestaan, tenzij anders is bepaald.
c De afstand van gebouwen tot de
zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen mag niet minder bedragen dan
Voor het
bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen
a De goothoogte mag niet meer bedragen
dan
b De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen
mag niet meer bedragen dan
Voor het
bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende bepalingen:
a Recreatieverblijven zijn uitsluitend
toegestaan in de vorm van een groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van recreatie – groepsaccommodatie’.
b Per aanduidingsvlak is niet meer dan
1 groepsaccommodatie toegestaan.
c De oppervlakte van een groepsrecreatie
mag niet meer bedragen dan
d De bouwhoogte van een
recreatieverblijf mag niet meer bedragen dan
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de
volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b De bouwhoogte van vlaggenmasten mag
niet meer bedragen dan
c De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende
bepalingen:
a De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bebouwing:
a ter voorkoming van onevenredige
aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van
aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter waarborging van de ruimtelijke
en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;
c ter waarborging van de
verkeersveiligheid;
d ter waarborging van de ongestoorde
ligging van kabels en leidingen.
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in:
a lid 8.2.6 onder a voor het bouwen
van erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van maximaal
b lid 8.2.6 onder b voor het bouwen
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende
bepalingen:
a
De
oppervlakte van een kampwinkel mag niet meer bedragen dan
b Het gebruik van een vrijstaand gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
c Het gebruik van groepsaccommodaties voor permanente bewoning is niet toegestaan.
e De groepsaccommodaties binnen de
bestemming ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ mogen niet in gebruik worden
genomen als niet aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1 aanleg en instandhouding van de
landschappelijke elementen, zoals genoemd in het onderdeel Landschapsplan van de
nota ‘Landschappelijke inpassing bij functieverandering Kieftendijk 15 Fam.
Bauhuis en die als bijlage bij deze regels is gevoegd, dient binnen de op de
verbeelding aangewezen bestemmingen ‘Natuur’ en ‘Groen – Landschapselement’ te
hebben plaatsgevonden en verzekerd te zijn.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a De oppervlakte van een bouwvlak mag
niet worden vergroot.
b De wijziging is noodzakelijk voor
een verantwoorde bedrijfsvoering, voor toepassing van milieuvoorschriften en/of
wegens andere wettelijke bepalingen.
c De wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de
naastgelegen percelen.
d De in het gebied aanwezige waarden
mogen niet onevenredig worden aangetast.
De voor
‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en
verblijf, waaronder (on)verharde wegen, bermen, paden en parkeervoorzieningen;
b groenvoorzieningen, zoals
wegbeplanting;
c nutsvoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
Op of in
deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer
mag bedragen dan
De voor
‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen of
bedrijven;
c terras, tuinen en erven;
d speelvoorzieningen;
e groenvoorzieningen in de vorm van
erfbeplanting;
f (onverharde) paden, wegen en
parkeervoorzieningen;
g bij deze bestemming behorende
voorzieningen, zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Voor het
bouwen van woningen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
a Woningen zijn uitsluitend toegestaan
binnen het bouwvlak.
b Per bouwvlak is niet meer dan 1
woning toegestaan.
c De inhoud van een woning, inclusief
aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan
d De bouwhoogte van een woning mag
niet meer bedragen dan
e Bijgebouwen mogen zowel binnen als
buiten het bouwvlak worden gebouwd.
f De gezamenlijke oppervlakte aan
bijgebouwen per woning mag niet meer bedragen dan
g De goothoogte van een bijgebouw mag
niet meer bedragen dan
h De bouwhoogte van een bijgebouw mag
niet meer bedragen dan
i
Vrijstaande
bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
j
De
afstand tussen de gevel van vrijstaande bijgebouwen en de gevel van de woning
mag niet meer bedragen dan
Voor het
bouwen van overkappingen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
a De goothoogte mag niet meer bedragen
dan
b De bouwhoogte mag niet meer bedragen
dan
c De gezamenlijke oppervlakte aan
overkappingen per woning mag niet meer bedragen dan
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen niet meer bedragen dan
b de bouwhoogte van vlaggenmasten mag
niet meer bedragen dan
c De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Voor het
bouwen van paardenbakken gelden de volgende voorwaarden:
a De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, bij paardenbakken mag niet meer bedragen dan
b De oppervlakte van paardenbakken mag
niet meer bedragen dan
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in lid 10.2.1 onder k voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer
dan
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende
bepalingen:
a Aan-huis-verbonden beroepen en
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande
dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de
oppervlakte van de woning tot een maximum van
b Detailhandel is niet toegestaan.
c Het gebruik ten behoeve van het
ontvangen of verlenen van mantelzorg is in een vrijstaand bijgebouw niet
toegestaan.
d Het gebruik van gronden ten behoeve
van kleinschalig kamperen is niet toegestaan
De voor
‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en),
mede bestemd voor:
a de bescherming van de in de strook
gelegen leidingen;
b ter plaatse van de aanduiding
‘hartlijn leiding – water’ de aanleg en instandhouding van een waterleiding.
Op de voor
‘Leiding’ aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.
Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen
overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
a hierdoor geen blijvend onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de
betreffende leiding;
b ter zake daarvan vooraf advies van
de leidingbeheerder is ingewonnen.
Het is
verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding’ zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
a het aanbrengen van diepwortelende
beplantingen en bomen;
b het aanleggen van wegen of paden en
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c het indrijven van voorwerpen in de
bodem;
d het uitvoeren van grondbewerkingen,
waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,
ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
e het aanleggen, vergraven, verruimen
of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
f het permanent opslaan van goederen.
Het onder
11.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:
a die al in uitvoering zijn op het van
kracht worden van het plan;
b die het normale onderhoud ten
aanzien van de leiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies
van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
c die gaan over graafwerkzaamheden als
bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
Een
omgevingsvergunning kan worden verleend als de betreffende werken en/of
werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de
bijbehorende belemmeringenstrook.
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Met
betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
a De op het tijdstip van
inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings-
en oppervlaktematen, met uitzondering van bijgebouwen bij woningen en
woongebouwen, die meer bedragen dan de maximale maten welke in hoofdstuk 2 zijn
voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
b De op het tijdstip van
inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings-
en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke hoofdstuk 2
is voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
c In geval van herbouw is het bepaalde
onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats
plaatsvindt.
Voor het
bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in de bestemmingsregels
opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
a Ondergrondse bouwwerken zijn
uitsluitend binnen de fundering van gebouwen, sleufsilo’s en mestbassins
toegestaan.
b De bouwdiepte van ondergrondse
bouwwerken mag niet meer bedragen dan
Onder een
gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
a het gebruik van bebouwde en
onbebouwde gronden voor een seksinrichting, behalve als dat gebruik
uitdrukkelijk is toegestaan;
b het gebruik van onbebouwde gronden:
1 als stand- of ligplaats van
onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte
beheer van de gronden;
2 als opslag-, stort- of bergplaats
van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen,
voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de
bestemming gerichte beheer van de gronden.
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a de hoogtematen met ten hoogste 10%;
b de regels en toestaan dat het beloop
of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt
aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding
geeft.
c de regels en toestaan dat bouwgrenzen
met maximaal
d de regels en toestaan dat een luifel
aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, wordt gebouwd mits:
1 de diepte gemeten vanuit de
voorgevel niet meer bedraagt dan
2 de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
3 er geen bezwaren bestaan vanuit het
oogpunt van verkeersveiligheid.
e de regels en toestaan dat openbare
nutsgebouwen, waaronder wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer,
telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken,
toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd,
mits:
1 de inhoud per gebouw niet meer dan
2 de bouwhoogte niet meer dan
f de regels ten aanzien van de
bouwhoogte van bouwwerken en toestaan dat deze worden vergroot:
1 ten behoeve van kunstwerken, geen
gebouwen zijnde, tot maximaal
2 ten behoeve van de bouw van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot maximaal
3 ten behoeve van de bouw van
waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal
g het bepaalde ten aanzien van de
maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van
plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers,
lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
1 De maximale oppervlakte van de
vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de
horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2 De bouwhoogte niet meer bedraagt dan
1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Burgemeester
en wethouders kunnen het plan wijzigen:
a de aanduidingen en bouwaanduidingen
binnen bestemmingen in een bestemming zonder functie- of bouwaanduiding of met
een andere functie- of bouwaanduiding, met inachtneming van de volgende
voorwaarden:
1 De wijzigingsbevoegdheid wordt
toegepast voor zover geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan, gelet op de
aanwezige functies en woningtypen in de omgeving, tegen verandering van
functie- of bouwaanduiding.
2 Er mogen geen milieuhygiënische
belemmeringen aanwezig zijn.
3 De wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van
omliggende bestemmingen en functies.
4 In het wijzigingsplan wordt aandacht
besteed aan de gemaakte belangenafweging.
b de ligging van bestemmingsgrenzen
met dien verstande dat:
1 De bij de wijziging betrokken
grenzen met niet meer dan
2 De oppervlakte van de bij de
wijziging betrokken bestemmingsvlakken met niet meer dan 10% mag worden
verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór de wijziging;
3 De belangen en waarden die het plan
beoogt te beschermen niet onevenredig mogen worden aangetast.
De
voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2
van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen:
a
de
richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige
bepalingen;
b
de
bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c
de
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d
het
bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e
de
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden,
f
de
ruimte tussen bouwwerken.
Waar in dit
plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de
regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerp van het bestemmingsplan.
Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze
afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a gedeeltelijk worden vernieuwd of
veranderd;
b na het teniet gaan ten gevolge van
een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd
gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor
het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 18.1 met maximaal
10%.
Het eerste
lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
Het gebruik
van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens
voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de
Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand
onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke
habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van
ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande gebruik.
a Het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 18.4, te veranderen of te
laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
b Als het gebruik, bedoeld in lid 18.4,
na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan
een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of
te laten hervatten.
Deze regels
worden aangehaald als:
Regels van
het bestemmingsplan ‘Buitengebied, Kieftendijk 15 Neede
Aldus
gewijzigd vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente
Berkelland, gehouden op 26 februari 2013.
Rosmalen, maart
2013
REG04-0251159-01A
Bijlage
Onderdeel Landschapsplan van de nota
‘Landschappelijke inpassing bij functieverandering Kieftendijk 15 Fam. Bauhuis’