Inhoudsopgave

 

hoofdstuk 1 INLEIDENDE voorschriften                                      

Artikel 1                 Begrippen                                                                     

Artikel 2                 Wijze van meten                                                            

Hoofdstuk 2 voorschriften                                                           

Artikel 3                 Bedrijf - Biomassavergistingsinstallatie                             

Artikel 4                 Groen                                                                           

hoofdstuk 3 Algemene regels                                                       

Artikel 5                 Anti-dubbeltelbepaling                                                    

Artikel 6                 Algemene ontheffingen                                                   

Artikel 7                 Uitsluiting seksinrichtingen                                              

Artikel 8                 Procedure planregels ontheffingen                                  

Artikel 9                 Procedureplanregels wijziging of uitwerking                     

hoofdstuk 4     Overgangs- en slotplanregels                        

Artikel 10               Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken          

Artikel 11               Overgangsbepalingen ten aanzien van het gebruik            

Artikel 12               Slotbepaling                                                                  

 

 

 


hoofdstuk 1 INLEIDENDE voorschriften

 

Artikel 1       Begrippen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

plan:

het projectbesluit ‘Buitengebied, Deventer Kunstweg 2a’ van de gemeente Berkelland.

 

projectbesluit:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1859.PBBGB2009-0100 met de bijbehorende voorschriften en bijlagen.

 

verbeelding/ kaart:

de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 blad, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven, tekeningnummer TEK01-BEK00008-01C.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen.

 

bedrijfsgebouw:

een of meer gebouwen en of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebruikt worden voor het uitoefenen van een bedrijf.

 

bestaand bouwwerk:

a     bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan;

b     bij bouwwerken: de bebouwing die op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de voorschriften anders is bepaald.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bevi-inrichting:

inrichting, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.

 

biomassavergistingsinstallatie:

voorziening, waarmee mest- en/of coproducten worden vergist om daarmee duurzame energie (in de  vorm van (opgewekt) biogas en/of warmte en/of elektriciteit) op te wekken en vergiste biomassa te produceren.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de voorschriften een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 

dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

duurzame energie:

energie die is opgewekt met behulp van bronnen die hernieuwbaar zijn of niet uitputbaar, energie uit bronnen die niet op kunnen raken én niet vervuilen.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

mestbewerking:

behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen. Bijvoorbeeld: mengen, roeren, homogeniseren en verwijderen van vreemde objecten zoals plastic folie en hoeven.


mestverwerking:

toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen. Op grond van deze definitie kunnen de volgende voorbeelden van mestverwerking worden genoemd: scheiding, bezinking, toevoeging van additieven, (co-)vergisting, beluchting, droging, compostering, indamping, vergassing en verbranding.

 

peil:

a     voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b     voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

 

perceelsgrens:

de grens van het bouwperceel.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

sleufsilo:

bouwwerk met opstaande wanden en een verharde bodem ten behoeve van de (tijdelijke) opslag van mest, andere organische restproducten en/of energiegewassen.

 

tanks:

reservoir voor vloeistof en/of gas, een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

voorziening:

een installatie/ machine, niet zijnde een bouwwerk en/of gebouw, die wordt gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten binnen de inrichting.

 

werk:

een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

 

 


Artikel 2       Wijze van meten

 

2.1       Gebouwen en bouwwerken

 

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

 

de afstand tot de bestemmingsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

 

2.2       Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

a     Plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en aan- of uitbouwen met een oppervlakte van 2 of kleiner;

b     overstekende daken;

c     luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;

buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.

 

 

2.3       Maatvoering

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

a     Voor lengten in meters (m);

b     Voor oppervlakten in vierkante meters ();

c     Voor inhoudsmaten in kubieke meters ();

d     Voor verhoudingen in procenten (%);

e     Voor hoeken/hellingen in graden (º).

 

 

2.4       Meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

 

 

 

 

 

 


Hoofdstuk 2 voorschriften

Artikel 3       Bedrijf - Biomassavergistingsinstallatie

 

3.1     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Biomassavergistingsinstallatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     bedrijf in de vorm van een biomassavergistingsinstallatie met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;

b     mestbewerking – en verwerking;

c     voormalige vuilstortplaats, met bijbehorende voorzieningen;

d     een overslagruimte

e     een kantoor/ kantineruimte;

f       nutsvoorzieningen;

g     (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

h     water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

i       groenvoorzieningen.

 

 

3.2     Bouwvoorschriften

3.2.1  Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a     Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

b     Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

c     De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

 

3.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a     Op de gronden voor zover gelegen binnen het bouwvlak mag:

1     de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten en fakkels niet meer bedragen dan 7,5 m;

2     de bouwhoogte van mestsilo’s/(na)vergisters niet meer bedragen dan 10 m;

3     de bouwhoogte van torensilo’s en opslagtanks niet meer bedragen dan 15 m;

4     de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 3 m.

b     Op de gronden voor zover gelegen buiten het bouwvlak mag:

1     de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 3 m.

 

3.3     Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm  en de afmeting van de bebouwing:

a     Ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

b     Ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.

c     Ter waarborging van de verkeersveiligheid.

d     Ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen

e     Ter waarborging van het uitzicht van woningen.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

De oppervlakte aan kantoor/ kantineruimte, zoals bedoeld onder artikel 3.1 onder e mag niet meer bedragen dan 50 .

 


Artikel 4       Groen

 

4.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:

a     groenvoorzieningen;

b     bermen en beplantingen;

c     nutsvoorzieningen;

d     water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

4.2       Bouwvoorschriften

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

 

4.2.1    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

 

4.4       Aanlegvergunning

 

4.4.1    Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd.

b     Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

c     Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

d     het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of het aanbrengen van andere  oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 per perceel.

 

4.4.2    Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.4.3    Toelaatbaarheid

De in lid 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en de ontwikkeling van de groenelementen.

 


hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 5       Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 6       Algemene ontheffingen

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a       Het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, hoogten, perceelsgrens afstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;

b       Het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, als de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

c       Het bepaalde in het plan met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;

d       Het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

e       Het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 bedraagt;

f         Het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend- ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 25 m;

g       Het bepaalde in het plan en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak worden overschreden door:

1.     plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;

2.     gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;

3.     (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

            mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;

h       Het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken geen gebouw zijnde tot een bouwhoogte van 10 worden gebouwd.

i         De onder a t/m h bedoelde ontheffingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

1.     de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;

2.     de verkeersveiligheid;

3.     het straat- en bebouwingsbeeld;

4.     de milieusituatie;

5.     de sociale veiligheid;

6.     de externe veiligheid.

Artikel 7       Uitsluiting seksinrichtingen

 

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik als seksinrichting.

 

Artikel 8       Procedure planregels met betrekking tot ontheffingen

 

Met betrekking tot ontheffingen moeten de volgende procedureplanregels in acht worden genomen:

a       Het voornemen met bijbehorende stukken moet gedurende twee weken ter gemeentesecretarie voor iedereen ter inzage worden gelegd;

b       Burgemeester en Wethouders geven van de terinzagelegging tevoren in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze kennis;

c       In de kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden schriftelijk en/of mondeling hun zienswijze over het voornemen bij Burgemeester en Wethouders kenbaar kunnen maken gedurende de onder a genoemde termijn;

d       Als over het voornemen zienswijzen kenbaar zijn gemaakt, wordt het besluit nader met redenen omkleed;

e       Burgemeester en wethouders informeren hen, die hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt, de beslissing daarover.

 

Artikel 9       Procedureplanregels met betrekking tot wijziging of uitwerking

 

Met betrekking tot wijziging of uitwerking moeten de volgende procedureregels in acht worden genomen:

 

a       Op de voorbereiding van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de kennisgeving bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens langs elektronische weg geschiedt, dat het ontwerpbesluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar wordt gesteld, dat burgemeester en wethouders binnen 8 weken na afloop van de termijn van terinzageligging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten. Op het besluit tot vaststelling van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan is artikel 3.8, derde lid, van overeenkomstige toepassing;

b       Het eerste lid is niet van toepassing op de afwijzing van een aanvraag om een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan vast te stellen;

c       Tot een afwijzing als bedoeld in het tweede lid besluiten burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen acht weken van de aanvraag;

d       Een besluit tot vaststelling van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn afloopt.

 

 


hoofdstuk 4 Overgangs- en slotplanregels

 

Artikel 10     Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

 

10.1   Overgangsrecht bouwwerken

a       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in           uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.    na het teniet gaan van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b       Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het       vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

c       Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het       daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

Artikel 11     Overgangsbepalingen ten aanzien van het gebruik

 

11.1   Overgangsrecht gebruik:

 

a       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van  2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande gebruik.

b       Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Als het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d       Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 12     Slotbepaling

Deze voorschriften worden aangehaald als: voorschriften van het projectbesluit ‘Buitengebied, Deventer Kunstweg 2a’.