direct naar inhoud van 4.3 Ecologie
Plan: Borculo, FrieslandCampina Domo 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPBCL20130001-1000

4.3 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Flora en fauna

De Europese vogelrichtlijn heeft als doel de bescherming van in het wild levende vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszones. In principe geldt dit ook voor de habitatrichtlijn, die is gericht op het instandhouden van het natuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna.

In Nederland is de vanuit de vogel- en habitatrichtlijn vereiste bescherming van soorten overgenomen in onder andere de Flora- en faunawet. Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

Natuurbeschermingswet

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de gebiedsbescherming van de Europese vogel- en habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verankerd (de soortbescherming is reeds verankerd in de Flora- en faunawet).

Uitgangspunt van de gewijzigde Natuurbeschermingswet is een integrale bescherming van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat in beginsel elke aantasting, die schadelijke gevolgen kan hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied dient te worden gereguleerd.

Bij activiteiten in of nabij een vogel- of habitatrichtlijngebied wordt een onderscheid gemaakt tussen plannen, projecten en andere handelingen die significante gevolgen kunnen hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied en alle overige handelingen die schadelijk kunnen zijn. Voor plannen, projecten of andere handelingen die geen significante gevolgen hebben, wordt de zware afwegingsprocedure van de habitatrichtlijn niet verplicht. Onderzoek naar mogelijke effecten blijft echter noodzakelijk.

Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een 'beschermd' natuurgebied (Natura 2000, Beschermd Natuurmonument, Nationaal Landschap). Ook liggen geen gebieden in de directe omgeving van het plangebied met een dergelijke status.

Quickscan natuurwetgeving

Ten behoeve van de realisatie van de melkpoederfabriek van FrieslandCampina op het bedrijventerrein 'Hambroek II' in Borculo is een Quickscan natuurwetgeving uitgevoerd. De Quickscan behandelt de effecten van de toetingskaders van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Op basis van de Quickscan wordt bepaald of nader ecologisch onderzoek en eventuele maatregelen/ontheffingen noodzakelijk zijn.

Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 5. De resulaten worden onderstaand verwoord.

Uit de Quickscan natuurwetgeving blijkt dat door de bouw van de melkpoederfabriek geen effecten op de beschermde waarden van de EHS plaatsvinden. Wel heeft stikstofdepositie van de melkpoederfabriek mogelijke een significant negatief effect op de habitattypen in de Natura-2000 gebieden Stelkampsveld. Het gebied Teeselinkven is geschrapt van de lijst met Natura-2000 gebieden. Overige effecten door de melkpoederfabriek op de Natura-2000 gebieden zijn uitgesloten.

In het plangebied en de directe omgeving komen beschermde soorten van de Flora- en faunawet voor. Niet alle schade is te vermijden, waardoor voor enkele zoogdieren en amfibieën van Tabel 1 verbodsbepalingen worden overtreden. Voor deze soorten geldt echter een algemene vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Door het nemen van maatregelen kan een deel van de negatieve gevolgen voor beschermde soorten worden voorkomen of beperkt.

Wanneer met een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt, zullen geen negatieve effecten op steenmarter plaatsvinden en geen verbodsbepaling worden overtreden en voor categorie-5 vogels en huismus die een nest hebben in het huis aan de rand van het plangebied is voldoende alternatief foerageergebied aanwezig in de omgeving. Ook voor deze soorten wordt geen verbodsbepaling overtreden.

Indien een deel van de bomen op het talud wordt gekapt, is inventarisatie naar nesten van categorie-5 vogels op het talud nodig. Indien een deel van de bomen op het talud wordt gekapt, is inventarisatie naar het voorkomen van vleermuizen in het plangebied noodzakelijk. Ook als sprake is van (tijdelijke of permanente) licht- of geluidverstoring in de directe omgeving van de bomenrijen aan de rand van het plangebied, is dit vervolgonderzoek noodzakelijk.

Conclusie Quickscan

Nader onderzoek naar de effecten van stikstofdepositie voor de Natura-2000 gebieden (Stelkampsveld, Teeselinkveld) is noodzakelijk om te onderzoeken of deze effecten significant negatief zijn.

Indien een deel van de bomen op het talud wordt gekapt, is inventarisatie naar nesten van categorie-5 vogels nodig en indien (een deel van) de bomen op het talud wordt gekapt of er verstoring door licht of geluid in de nabijheid van bomenrijen plaatsvindt, dient vleermuisinventarisatie in het plangebied plaats te vinden.

Natuurtoets

Naar aanleiding van de resultaten uit de Quickscan natuurwetgeving is ten behoeve van de realisatie van de melkpoederfabriek van FrieslandCampina op het bedrijventerrein 'Hambroek II' in Borculo een natuurtoets uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is het negatieve effect van de voorgenomen uitbreiding op de Natura 2000-gebieden te bepalen. De volgende situaties worden onderzocht:

  • Referentiesituatie (2004) ter bepaling van de ‘bestaande’ rechten;
  • Aangevraagde situatie (2013), dit is de huidige situatie met de beoogde verandering en uitbreiding.

Hierbij gaat het concreet om de vermestende depositie. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 6. De resulaten worden onderstaand verwoord.

De natuurgebieden waarvoor de depositie is berekend zijn de Stelkampsveld en Teeselinkven. Voor de beide gebieden geldt, dat in de huidige situatie (dus zonder voorgenomen activiteiten) reeds de kritische depositiewaarden voor stikstof worden overschreden.

De NOx-emissie van de aangevraagde situatie is lager dan de vergunde situatie in 2004, wat zich vertaalt in een lagere stikstofdepositie. De stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden ten gevolge van de aangevraagde situatie is ca. 0,1 mol/ha/jaar lager dan depositie in de vergunde situatie in 2004.

Conclusie Natuurtoets

Voor zowel het gebied “Stelkampsveld” als “Teeselinkven” geldt, dat voor het meest gevoelige habitattype de kritische depositiewaarde voor stikstof in de huidige situatie (dus zonder voorgenomen activiteiten) reeds wordt overschreden. De voorgenomen activiteiten leiden tot een kleine afname van de stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie in 2004.