direct naar inhoud van 2.1 Landschap en cultuurhistorie
Plan: Panovenweg Dr. Slotlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPBGB20090021-1000

2.1 Landschap en cultuurhistorie

2.1.1 Landschap

Samen met Twente, Salland en grote delen van Drenthe maakt de Achterhoek deel uit van het Oost-Nederlandse dekzandlandschap. Evenals in Twente en Salland overheerst het kleinschalige, houtrijke en verspreide heuvellandschap.

Geologisch gezien is de Achterhoek grotendeels een opgevuld gletsjerbekken. Dit dal ontstond in de voorlaatste ijstijd, toen het uit Scandinavië opdringende landijs gebruik maakte van de hier al aanwezige rivierdalen en daarbij de dalwanden tot grote hoogte opstuwde. Het opgestuwde materiaal bestond uit door de grote rivieren afgezette zand- en grindpakketten. Na het afsmelten van het landijs werden de diepe dalen geleidelijk opgevuld met zowel door de rivieren aangevoerde sedimenten als met erosiemateriaal van de stuwwallen.

In de laatste ijstijd heerste in ons land een koud, droog klimaat. Door het uiteraard vrijwel ontbreken van begroeiing konden de heersende noordwestenwinden grote hoeveelheden zand en stof verplaatsen. In die tijd werd bijna de gehele Achterhoek door een laag dekzand van wisselende dikte bedekt. Het voor dekzandgebieden typerende reliëf is opgebouwd uit afwisselend ondiepe, deels afvoerloze laagten en zachtglooiende, lage en langgerekte ruggen en koppen.

In het jongste geologisch tijdvak, het Holoceen, traden er geen grote veranderingen meer op in de geologische opbouw van de Achterhoek. Door het milder wordende klimaat raakten de hogere delen begroeid met bos. In de afvoerloze laagten trad veenvorming op, terwijl langs de beken beekklei werd afgezet.

Vanaf 1850 werden de heideterreinen op grote schaal ontgonnen ten behoeve van de landbouw (en bosbouw). Allereerst veelal in aansluiting op bestaande kampen en essen, later ook de vochtige en natte heideterreinen. Hoe recenter de ontginning, hoe rationeler en grootschaliger de ontsluiting. De ontginning kon plaats vinden doordat de functie van heide en weide drastisch veranderde. Ze waren niet langer noodzakelijk voor de levering van mest en plaggen in de landbouw. Een gangbare vorm van ontginning was een verbeterde afwatering, het inplanten van (toekomstige) perceelsranden gevolgd door het spontaan dicht laten lopen van de betreffende percelen met bos. Na voldoende ontwatering werd de bosopslag verwijderd. Veel lijn- en ook vlakvormige elementen herinneren hieraan. Over het algemeen volgden de beplantingen de rechte weg- en waterlopen. De kavels zijn relatief groot en rationeel. De bebouwing is verspreid. De bodems zijn met name goed ontwaterde hoger gelegen, haar- en holtpodzolgronden bij de droge ontginningen. Veldpodzolen en beekeerdgronden met hogere grondwaterstanden en een veelal lagere ligging overheersen bij de nattere landschapstypen.

Het plangebied ligt wel in een kleinschalig landschap. Het landschap is vooral kleinschalig en redelijk intact gebleven door de weinige intensieve ruilverkavelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20090021-1000_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20090021-1000_0005.jpg"

2.1.2 Cultuurhistorie

De geschiedenis van LSG Rentray gaat terug tot het begin van de twintigste eeuw. In 1910 werd al, op een vergadering van het Nederlands Bijbelgenootschap, gesproken over de noden van zwakzinnige en geestelijk gestoorde mensen, die niet thuishoorden in een gevangenis, maar in een zorgzame omgeving opgevangen moesten worden. Het gesprek had plaats tussen dr. Slot, sinds 1904 predikant van de NH Kerk in Rekken, en de heer van Ouwenaller.

In 1911 sprak dr. Slot opnieuw met de heer van Ouwenaller over de problematiek van de in de gevangenis verblijvende zwakzinnigen. Nog in 1911 zocht het Nederlands Bijbelgenootschap voor de bouw van een inrichting naar een geschikt terrein van ongeveer 100 hectare groot. De wens van het Bijbelgenootschap kwam bij Slot terecht, die zijn gemeenteleden raadpleegde of een dergelijk terrein in Rekken te vinden was. Op een kaart van het Rekkense gebied werd al vlot een heidegebied van 100 hectare afgebakend. De grond werd beschikbaar gesteld tegen een prijs van ƒ170 gulden per hectare, de totale som bedroeg dus ƒ17000,-. Op 20 maart 1912 kwam met een koerier het telegram in Rekken met de woorden: 'wij kopen'. De Vereniging tot Stichting van Christelijke Inrichtingen voor Verpleging van Zwakzinnigen werd op 12 juli officieel eigenaar van de grond, de formele en juridische basis van de inrichting was een feit.

De Hilversumse architect C. de Groot Jzn. ontwierp het eerste plan voor een paviljoen met 10 á 12 plaatsen. Hij tekende smaakvolle, moderne gebouwen, kenmerkend de frisse en pittige rode kleur, een breed pannendak, opgetrokken muren van stemmig rode Hollandse baksteen en fraai geplaatste ramen en deuren. De gebouwen hadden details en ornamenten van de 19e eeuwse Jugendstil. In de vormgeving was duidelijk invloed van de Japanse architectuur te herkennen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20090021-1000_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20090021-1000_0007.jpg"