direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Eibergen, Bedrijventerreinen 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPEBG20110004-1000

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend voor bedrijven in categorie 1 en 2 in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend voor bedrijven in categorie 1, 2 en 3.1 in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend voor bedrijven in categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' uitsluitend voor bedrijven in categorie 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' uitsluitend voor bedrijven in categorie 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening ' uitsluitend voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbaar nut en transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - assemblage elektromotoren' ook voor een assemblagebedrijf van elektromotoren;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - drukkerij' ook voor een drukkerij;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel bouwmaterialen' ook voor een groothandelsbedrijf in bouwmaterialen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - produktie diervoeding' ook voor een productiebedrijf van diervoeding;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt' ook een bouwmarkt;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schiethal' ook voor een binnen-schietbaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' ook voor een verenigingsgebouw;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg ' ook voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, met het vulpunt ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg ';
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' uitsluitend voor een antennemast;
  • q. volumineuze (grootschalige) detailhandel;

met daarbij behorende:

  • r. gebouwen, waaronder uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste één bedrijfswoning is begrepen tenzij anders is weergegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden ';
  • s. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • t. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • u. tuinen;
  • v. erven;
  • w. terreinen;
  • x. wegen met bijbehorende paden en bermen;
  • y. ontsluitingspaden;
  • z. parkeervoorzieningen;
  • aa. groenvoorzieningen;
  • ab. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • ac. doeleinden van openbaar nut;

dit met inachtneming dat:

  • ad. de omvang van een bouwperceel per bedrijf maximaal 2.500 m2 bedraagt;

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  • ae. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel en detailhandel genoemd in 4.1, onder a tot en met l;
  • af. Bevi-inrichtingen;
  • ag. vuurwerkinrichtingen;
  • ah. Wgh-inrichtingen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein';
  • ai. inrichtingen die zijn genoemd in de onderdelen C of D van de Bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel moet minimaal 2,50 meter bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwvlak is 100%, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag de bouwhoogte respectievelijk het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte en percentage;
  • g. een bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m3;
  • h. afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen gehandhaafd blijven.
4.2.2 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in 4.2.1 , de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen moeten minimaal 0,50 meter achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd en mogen worden gebouwd tot op de erfgrens;
  • b. overkappingen mogen maximaal 0,50 meter voor de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd en mogen worden gebouwd tot op de erfgrens;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een woning mag niet meer bedragen dan 100 m² en 60% van de oppervlakte van het erf;
  • d. in afwijking van het bepaalde in 4.2.2, onder a tot en met c, mag één erker voor de voorgevel van de woning worden gebouwd, waarvan:
    • 1. de diepte ten opzichte van de voorgevel maximaal 1,50 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot maximaal 0,25 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat zij minimaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw blijft en zij voor plat afgedekte aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen maximaal 4 meter mag bedragen;
  • g. afwijking in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen gehandhaafd blijven.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. als het bouwwerk voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht, mag de bouwhoogte maximaal 1 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
    • 2. licht- en vlaggenmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen;
    • 3. luifels bij verkooppunten motorbrandstoffen waarvan de oppervlakte maximaal 150 m² en de bouwhoogte maximaal 5,5 meter mag bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in 4.2.3, onder a en b, mag ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' de bouwhoogte van een antennemast maximaal bedragen de hoogte zoals ter plaatse is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie (in de omgeving);
  • c. de parkeersituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de externe veiligheid.
4.3.2 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 20.1 genoemde voorbereidingsprocedure.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend de bewoning van bedrijfsruimten.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken categorieën

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 en toestaan dat ook bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of die volgens deze Staat van bedrijfsactiviteiten, van één categorie hoger zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de al toegelaten categorie van bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. vuurwerkinrichtingen niet zijn toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.
4.5.2 Afwijken bouwperceelgrootte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bouwpercelen per bedrijf wordt vergroot tot maximaal 10.000 m², met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond moet zijn dat de vergroting vanuit bedrijfseconomisch oogpunt nodig is;
  • b. de vergroting moet afgestemd zijn op de aard en de schaal van de omgeving en de in de omgeving aanwezige functies.
4.5.3 Afwijken volumineuze (grootschalige) detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub j en toestaan dat volumineuze detailhandel zoals bouwmarkten, wooninrichtingen en tuininrichtingsartikelen plaatsvindt, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. als blijkt dat deze door hinder en/of gevaar redelijkerwijs niet gevestigd kunnen worden in het winkelconcentratiegebied dan wel door de afmetingen en/of branche inbreuk maken op de ter plaatse van dit winkelconcentratiegebied gebruikelijke bebouwingsstructuur (korrelgrootte);
  • b. aangetoond moet zijn dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verzorgings- dan wel detailhandelsstructuur in het winkelconcentratiegebied.
4.5.4 Afwijken ondergeschikte detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf, met dien verstande dat het bedrijf aantoont en aannemelijk maakt dat de omzet uit detailhandel niet meer bedraagt, respectievelijk zal bedragen, dan 10% van de bedrijfsomzet ter plaatse.

4.5.5 Afwegingskader

Een in 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3 en 4.5.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie (in de omgeving);
  • c. de parkeersituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de externe veiligheid.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging naar Bevi-inrichting of vuurwerkinrichting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van gronden als bedoeld in 4.1 , te wijzigen ten behoeve van het toestaan van een Bevi-inrichting of een vuurwerkinrichting, met dien verstande dat rond de plaats van de betreffende Bevi-inrichting of vuurwerkinrichting een bij de betreffende inrichting behorende aanduiding 'veiligheidszone - bevi' respectievelijk 'veiligheidszone - vuurwerk' wordt aangegeven, zodanig dat op de gronden ter plaatse van die aanduiding geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn of kunnen zijn.

4.6.2 Procedure

Voor een wijziging van het bestemmingsplan geldt de in artikel 20.2 genoemde voorbereidingsprocedure.