direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen
Plan: Gelselaar, Dorp 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPGSL20090014-1000

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', tevens voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', een recreatiewoning;
  • d. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • h. tuinen;
  • i. erven;
  • j. doeleinden van openbaar nut.
15.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per hoofdgebouw is één woning toegestaan;
  • c. het aantal hoofdgebouwen mag maximaal bedragen het aantal zoals dat bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • d. een hoofdgebouw mag vrijstaand of aaneengebouwd worden gebouwd;
  • e. de breedte van een hoofdgebouw moet minimaal 5 m bedragen;
  • f. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd woning tot de zijdelingse perceelgrens mag minimaal 3 m bedragen, met dien verstande dat dit niet geldt bij een geschakelde woning;
  • g. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • h. de hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt in afwijking van het bepaalde onder g en h dat de goothoogte en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' geldt dat het aantal aaneen te bouwen wooneenheden niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • l. ter plaatse van de aanduiding'karakteristiek' geldt in afwijking van het bepaalde in 15.2.1 onder c tot en met g dat de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan moet worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' mag de inhoud maximaal 300 m³ bedragen en de oppervlakte maximaal 75 m²;
  • n. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan mogen gehandhaafd worden.
15.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen tot 0,50 meter achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd en mogen worden gebouwd tot op de erfgrens;
  • b. overkappingen mogen tot ten hoogste 0,50 meter voor de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd en mogen worden gebouwd tot op de erfgrens;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een woning mag niet meer bedragen dan 100 m2 en 60% van de oppervlakte van het erf;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 2.2, sub a tot en met c, mag één erker voor de voorgevel van de woning worden gebouwd, waarbij de diepte van de erker ten hoogste 1,50 meter mag bedragen;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 6 meter bedragen, met dien verstande dat zij tenminste 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw zal blijven en zij voor plat afgedekte aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 4 meter mag bedragen;
  • g. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan mogen gehandhaafd worden.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. een bouwwerk, geen gebouw zijnde mag in het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte maximaal 1 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m mag bedragen.
15.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen mag alleen binnen het bouwvlak dan wel onder aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat minimaal 1 meter uit de perceelsgrens gebouwd moet worden;
  • b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 meter beneden peil bedragen.
15.2.5 Vrije beroepen

Voor vrije beroepen gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik blijft beperkt tot een oppervlakte van ten hoogste 30% per woning met een maximum van 50 m2;
  • b. aan het woonkarakter van de voor de woonfunctie bestemde gebouwen wordt geen afbreuk gedaan.
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede parkeersituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de externe veiligheid.
15.3.2 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in 23.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 15.2.1 onder c en toestaan dat het aantal hoofdgebouwen binnen het aangegeven bouwvlak wordt vergroot;
  • b. 15.2.2 onder a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.
15.4.2 Afwegingskader

Een in 15.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. een goede woonsituatie;
  • d. een goede parkeersituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de externe veiligheid.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de woningen voor begeleid wonen;
  • b. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • d. het gebruik van wonen voor mantelzorg.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 15.5.1 onder a en toestaan dat begeleid wonen plaatsvindt, met dien verstande dat:
    • 1. het begeleid wonen dient als overgangssituatie naar zelfstandig wonen al dan niet op een andere lokatie;
    • 2. de zorgverleners niet inwonen bij de bewoners;
  • b. 15.5.1 onder c voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de functie van het voor de woonfunctie bestemde gebouw blijft in sterk overwegende mate gehandhaafd;
    • 2. het gebruik blijft beperkt tot een oppervlakte van ten hoogste 30% van de voor de woonfunctie bestemde gebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 3. er mag geen sprake zijn van detailhandelsactiviteiten;
    • 4. er wordt geen afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving, met dien verstande dat:
      • geen onevenredige toename van de parkeerdruk en normale afwikkeling van verkeer in de omgeving optreedt;
      • geen activiteiten plaatsvinden die onder de Wet milieubeheer vallen;
    • 5. de aard en visuele aspecten moeten in overeenstemming zijn met het woonkarakter, met dien verstande dat:
      • de activiteiten binnen de gebouwen plaats moeten vinden;
      • buitenopslag verboden is;
    • 6. de bedrijfsuitoefening gebeurt door degene die op het perceel woont;
  • c. 15.5.1 onder d en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. een dergelijke bewoning nodig is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of in meer aan de bestaande woning aangebouwde bijgebouwen;
    • 3. de oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 100 m²;
    • 4. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.