direct naar inhoud van 4.2 Milieuaspecten
Plan: Gelselaar, Dorp 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPGSL20090014-1000

4.2 Milieuaspecten

In milieuhygienisch opzicht moet aandacht besteed worden aan de mogelijke hinder van geluid, eventuele bodem- en/of grondwaterverontreiniging, bedrijven en luchtkwaliteit.

4.2.1 Geluid

Ter bescherming van de burger in Nederland tegen overlast door geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. In deze wet zijn normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen (woningen, ziekenhuizen, scholen en dergelijke) In de Wgh zijn ook normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen in ruimten binnen gebouwen. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hoofdstuk VI, afdeling 1 bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. Als in deze zone geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Het onderzoek moet aantonen of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevels van de te realiseren woonbebouwing ten gevolge van het verkeer op de weg.

Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is nader onderzoek naar geluidsbelasting niet van toepassing. Hierdoor is het niet relevant om nog nader op dit onderwerp in te gaan.

4.2.2 Bodem

De gemeente beoordeelt in geval van bouwwerken waarvoor de reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen geldt, en waar mensen voortdurend of nagenoeg voortdurend zullen verblijven, of de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik. Deze beoordeling noemt men de bodemtoets o.g.v. de Woningwet. Een bodemtoets bestaat uit een intern ambtelijk advies op basis van een beoordeling van de resultaten van een bodemonderzoek, uitgevoerd op de toekomstige bouwlocatie.

Het primaire doel van de bodemtoets is te voorkomen dat gebouwd wordt op verontreinigde bodem.

In het gebied van het beschermd dorpsgezicht zijn al verschillende bodemonderzoeken bekend. Over het algemeen wordt er geen of slechts lichte bodemverontreiniging aangetroffen. Bij Teeuwland is wel een sterke, maar beperkte, verontreiniging met metalen in het grondwater geconstateerd.

Van een groot deel van het gebied is de bodemkwaliteit niet bekend. In 2004 heeft er een inventarisatie plaatsgevonden, door middel van onder andere archiefonderzoek, naar locaties waar door activiteiten in het verleden mogelijk bodemverontreiniging is ontstaan. Het kan daarbij gaan om bedrijfsmatige activiteiten, maar bijvoorbeeld ook om de aanwezigheid van een ondergrondse brandstoftank. De locaties waar de bodem mogelijk verontreinigd is, zijn weergegeven met de gekleurde blokjes op de onderstaande kaart. Op de locaties zonder blokje is de bodemkwaliteit al bekend (zoals bij Teeuwland) of zal waarschijnlijk geen bodemverontreiniging aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPGSL20090014-1000_0001.jpg"

Conclusie bodem

Van een groot deel van het gebied van het beschermd dorpsgezicht is de bodemkwaliteit niet bekend. Op de locaties waar de bodemkwaliteit wel bekend is, gaat het meestal slechts om een lichte verontreiniging. Dit sluit natuurlijk niet uit dat er eventueel wel een aantal sterk verontreinigde locaties binnen het gebied aanwezig zijn.

Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is nader onderzoek naar bodemverontreining niet van toepassing. Hierdoor is het niet relevant om nog nader op dit onderwerp in te gaan.

4.2.3 Bedrijven

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten.

Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid aansluiting te zoeken bij de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom kan deze publicatie worden gebruikt voor het op verantwoorde wijze inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving. De VNG-publicatie geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.

De gemeente heeft een onderzoek uitgevoerd naar de milieubelastende activiteiten in en rond Gelselaar. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen belemmerende activiteiten plaatsvinden die van invloed zijn op dit bestemmingsplan. Voor een beschrijving van dit onderzoek wordt verwezen naar de afzonderlijke bijlage.

4.2.4 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Ruimtelijk-economische besluiten, zoals een bestemmingsplan, die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer individueel getoetst aan die grenswaarden. Tal van kleinere projecten kunnen doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging en kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor mindere congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die van geringere omvang is dan wat maximaal toegestaan is en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" verslechtert. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

Verder verdient het op 16 januari 2009 in werking getreden Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) bijzondere aandacht. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van rijks- en provinciale wegen beperkt. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg).

Het nu voorliggende bestemmingsplan voorziet deels in functies die vallen onder de definitie gevoelige bestemming. Deze functies liggen echter buiten de hierboven aangegeven zones tot rijkswegen en provinciale wegen. Verder onderzoek is daarom niet noodzakelijk.