direct naar inhoud van 4.2 Watertoets
Plan: Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPRLO20090009-1000

4.2 Watertoets

Voor dit plan is een watertoets uitgevoerd (Watertoets Ruurlo, sportvelden e.o., Grontmij, 24 november 2011)”.

Op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland blijkt dat de hoogteligging in het plangebied oploopt van noord naar zuid van circa NAP +16,8 m naar circa NAP +17,8 m.

Uit de Bodemkaart van Nederland valt af te leiden dat de bodem ter plaatse van het plangebied uit hoge zwarte enkeerdgronden (zEZ23) bestaat, welke overwegend zijn opgebouwd uit lemig fijn zand.

Tijdens het veldonderzoek is de doorlatendheid van de bodem geschat op basis van de textuur van de bodem. De bodem is redelijk tot goed doorlatend. De doorlaatfactor varieert van 0,65 m/dag voor de matig humeuze gronden tot 1,5 à 3 m/dag voor de matig fijn, zwak ziltige zandgronden.

Volgens de Bodemkaart van Nederland komt ter plaatse van het plangebied grondwatertrap VII voor. Bij grondwatertrap VII ligt de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) dieper dan 80 cm -mv. De Wateratlas van de provincie Gelderland laat zien dat in het noorden van het plangebied de GHG dieper dan 1,5 m -mv ligt en in het zuiden van het plangebied ligt de GHG dieper dan 2,5 m -mv. In de omgeving van het plangebied liggen geen peilbuizen uit het meetnet van TNO-NITG met voldoende waarnemingen. Aan de hand van hydromorfe profielkenmerken zoals roest- en reductieverschijnselen is tijdens het veldwerk een schatting gemaakt van de GHG en de GLG in de boorprofielen. Uit de boorprofielen is af te leiden dat de GHG in het noordelijk deel van het plangebied op 1,3 m -mv is gelegen. In het zuidelijk deel van het plangebied ligt de GHG op 2,4 à 2,5 m -mv. De GLG varieert van 2,4 m -mv tot 3,5 m -mv. Geconcludeerd kan worden dat de GHG die in het veld is aangetroffen, overeenkomt met de GHG’s uit de Wateratlas en de Bodemkaart van Nederland.

Per thema zijn de relevante waterhuishoudkundige aspecten nader uitgewerkt.

4.2.1 Riolering en afvalwaterketen

Het afvalwater neemt toe door de ontwikkelingen in dit plan. Het afvalwater afkomstig van de basisscholen wordt afgevoerd naar het gemengde stelsel in de Fürstenauerstraat. Regenwater wordt niet afgevoerd via het riool

4.2.2 Wateroverlast

Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe. Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen wordt het regenwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen - afvoeren behandeld.

In het plangebied komt een verhard oppervlak van circa 13.500 m2, zie onderstaande tabel. In de huidige situatie bedraagt het verhard oppervlak circa 1850 m2 (kleedkamers, kantine en parkeervoorzieningen).

Verhard oppervlak toekomstige situatie:

Onderdeel   Verhard oppervlak toekomstige situatie  
Parkeren   3.570 m2  
School en schoolplein   6.200 m2  
Kunstgrasveld (50%)   3.625 m2  
Uitbreiding kantine   100 m2  
Totaal (afgerond)   13.500 m2  

In het plan wordt ruimte gereserveerd voor infiltratievoorzieningen. Deze voorziening kan tussen de te bouwen scholen en het sportveld, over een lengte van circa 210 meter, gerealiseerd worden. Daarnaast is een aanvullende berging voorzien in de groene zone direct ten noorden van de sportvelden. Deze voorziening heeft een bodemoppervlak van ca. 740 m2. De voorzieningen zijn onderling verbonden. De ligging van de infiltratievoorzieningen is weergegeven in afbeelding 11. Bij een infiltratievoorziening die voldoet aan het profiel en een infiltratieveld met een bodemoppervlak van 740 m2 en een talud van 1:3 is de voorziening, bij een neerslaggebeurtenis die statische gezien één maal per tien jaar voorkomt (T=10), maximaal 30 cm gevuld. Binnen twee dagen is het regenwater geïnfiltreerd in de bodem.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPRLO20090009-1000_0017.jpg"

Afbeelding 12: Ligging infiltratievoorzieningen in blauw

Bij een T=100+10% neerslaggebeurtenis stijgt het waterpeil in de infiltratiegreppel tot 44 cm. Daarmee voldoet de greppel. De dimensioneringsberekeningen van de infiltratiegreppel zijn opgenomen in de watertoets.

Bij de aanleg van de infiltratiegreppel op één niveau verloopt de greppel van 0,5 tot circa 1,0 m diep. Deze diepte is ongewenst in verband met veiligheid. Door compartimentering van de greppel, door het aanbrengen van overstortdrempels, is de bodem trapsgewijs te verlagen waardoor het aangrenzend maaiveld gevolgd kan worden. Voorgesteld wordt om het talud aan de zijde van het voetbalveld te verlengen zodat de andere zijde het maaiveldverloop kan volgen. In afbeelding 11 is de doorsnede van de greppel weergegeven bij een diepte van 0,50 meter. Bij de nadere uitwerking verdient deze compartimentering extra aandacht.

Voorgesteld wordt om de infiltratievoorzieningen te koppelen aan de retentievoorzieningen van de nieuwbouwwijk 't Rikkelder ten noordoosten van de sportvelden.

4.2.3 Oppervlaktewaterkwaliteit

De zuidoostelijke rand van het plangebied (huidige kantine en kleedkamers) ligt in het strategisch actiegebied. De beoogde ontwikkelingen hebben geen negatieve effecten voor het strategisch actiegebied.

4.2.4 Volksgezondheid

De infiltratiegreppel is een droogstaande greppel. Bij een T=10 neerslagsituatie is de greppel binnen twee dagen weer leeg. Hierdoor wordt het risico op verdrinking beperkt. Geadviseerd wordt om langs de zijde van de scholen een hekwerk te plaatsen om te voorkomen dat scholieren in de greppel vallen.

Om de milieuhygiënische risico's tot een minimum te beperken wordt geadviseerd geen uitlogende materialen zoals lood, koper en zink te gebruiken voor oppervlakken die in direct contact staan met regenwater.

4.2.5 Goedkeuring watertoets

Waterschap Rijn en IJssel heeft zich op 20 december 2011akkoord verklaard met de watertoets.