direct naar inhoud van 4.4 Milieuaspecten
Plan: Borculo, FrieslandCampina Domo 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPBCL20130001-1000

4.4 Milieuaspecten

4.4.1 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Conclusie bodem

Bij de aanvraag van de Omgevingsvergunning ten behoeve van de realisatie van de melkpoederfabriek en de uitbreiding productie babyvoeding ingrediënten voor FrieslandCampina wordt een bodemonderzoek uitgevoerd.

4.4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Hierna wordt aandacht besteed aan geluid vanwege industrielawaai en wegverkeerslawaai.

Voor de bedrijven gelegen in de nabijheid van het plangebied is de Wet milieubeheer (Wm) doorgaans van toepassing. Afhankelijk van de aard van het bedrijf kan er een vergunningplicht van toepassing zijn. In dat geval zijn in de vergunning grenswaarden ten aanzien van geluid opgenomen. De grenswaarden zijn opgesteld ter bescherming van de leefomgeving tegen hinderlijke bedrijfssituaties en geven bedrijven een bepaalde geluidruimte.

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek omvat naast de nieuwe melkpoederfabriek, ook de bestaande fabriek van FrieslandCampina Domo en de overige bedrijvigheid op het industrieterrein. Ook is het onderzoek basis voor het vaststellen van de nieuwe zonegrens. Aan de hand van dit akoestisch onderzoek is de nieuwe ligging van de zonegrens bepaald. Daarnaast is gekeken welke gevolgen het vaststellen van de nieuwe zone heeft voor de omgeving.

Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 7 van deze toelichting. De onderzoeksresultaten worden onderstaand verwoord.

Resultaten akoestisch onderzoek
Industrielawaai

Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat de gekozen inrichtingsvariant met een noordelijke verkeersontsluiting kortere rijroutes heeft en het verkeer goed wordt afgeschermd door bedrijfsgebouwen. De installaties op het dak van het utiliteitgebouw worden afgeschermd in de zuidwestelijke richting. Het productieproces is zo gesitueerd dat de afstand tot de geluidsgevoelige bestemmingen aan de noordzijde maximaal is.

Uit de analyse van geluidsbelaste oppervlakte blijkt dat de inrichtingsvariant met noordelijke verkeersontsluiting meest gunstig vanuit akoestisch oogpunt is. Ook uit de analyse van het aantal geluidsbelaste woningen per geluidsklasse komt naar voren dat de inrichtingsvariant met noordelijke verkeersontsluiting meest gunstig vanuit akoestisch oogpunt is.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidszone voornamelijk in de zuidelijke en oostelijke richting dient te worden verruimd vanwege inpassing van de melkpoederfabriek van FrieslandCampina. Dit betekent dat voor de woningen in dit gebied de geluidsbelasting hoger kan worden dan op grond van de huidige geluidszone is toegestaan.

De vast te stellen hogere waarden bedragen afhankelijk van de precieze woning 51 tot 57 dB(A). De verhoging van eerder vastgestelde hogere waarden bedraagt 1 tot 4 dB(A). Hiermee wordt voldaan aan de maximaal vast te stellen hogere waarden ingevolge artikelen 45 en 46 Wgh.

Om aan artikel 111b Wgh te voldoen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de gevelwering van de woningen om aan te tonen dat aan een binnenniveau van 35 dB(A) wordt voldaan of dat er maatregelen en/of nader onderzoek noodzakelijk zijn.

Wegverkeerslawaai

Ten behoeve van het bestemmingsplan is er een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. In het kader van de onderzoeksplicht en een goede ruimtelijke onderbouwing dienen de akoestisch effecten vanwege verkeersaantrekkende werking op de ontsluitingswegen te worden onderzocht.

Ontsluiting vindt plaats via het Jonkerspad aan de noordzijde van het plangebied.

Het geluidsbelaste oppervlakte neemt toe ten opzichte van de referentiesituatie. De toename is echter klein. Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woningen zeer beperkt wijzigt door het extra verkeer. De grootste toename is langs het Jonkerspad.

Conclusie geluid

De vast te stellen hogere waarden bedragen afhankelijk van de precieze woning 51 tot 57 dB(A). De verhoging van eerder vastgestelde hogere waarden bedraagt 1 tot 4 dB(A). Hiermee wordt voldaan aan de maximaal vast te stellen hogere waarden ingevolge artikelen 45 en 46 Wgh.

Het aantal nieuwe woningen waarvoor een hogere waarde wordt aangevraagd bedraagt 234. Het gaat hierbij om woningen waar nog geen hogere grenswaarde voor van toepassing is of woningen waarvoor de hogere grenswaarde wordt verhoogd. Burgemeester en wethouders van Berkelland hebben inmiddels besloten tot vaststelling van de hogere grenswaarden.

4.4.3 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Onderzoek luchtkwaliteit

Ten µg/m3 behoeve van de realisatie van de melkpoederfabriek en de uitbreiding productie babyvoeding ingrediënten van FrieslandCampina op het bedrijventerrein 'Hambroek II' in Borculo is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek is het effect van de voorgenomen uitbreiding op de luchtkwaliteit in de directe omgeving van de inrichting te bepalen. Voor de luchtkwaliteitsberekeningen zijn de emissies van de voorgenomen activiteit en de effecten hiervan beschouwd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 8. De resulaten worden onderstaand verwoord.

In dit onderzoek zijn de emissies naar de lucht en het effect op de luchtkwaliteit van deze voorgenomen activiteiten berekend. Het onderzoek beschouwt de uitstoot van stikstofoxiden en fijn stof (PM10). De emissies naar de lucht in de aangevraagde situatie zijn ca. 20% hoger dan de huidig vergunde emissies.

De verspreiding van de emissies is berekend voor de gehele omgeving om de resulterende luchtkwaliteit te toetsen aan de wettelijke luchtkwaliteitsgrenswaarden. Zowel vaste als mobiele bronnen zijn beschouwd in de berekeningen.

De aangevraagde situatie is beoordeeld door de bijdrage van alle aangevraagde activiteiten op te tellen bij de achtergrondconcentraties. De bijdrage van bestaande activiteiten is al in de achtergrondconcentraties opgenomen. Als de som voldoet aan de wettelijke grenswaarden, voldoet de luchtkwaliteit van de aangevraagde situatie zeker aan de grenswaarden.

NO2-Concentraties

De hoogste berekende bijdrage aan de jaargemiddelde NO2-concentraties buiten de inrichtingsgrens bedraagt 0,78 ìg/m3 ten opzichte van een achtergrondconcentratie van 13,90 – 15,90 ìg/m3 (in 2013). De maximale berekende jaargemiddelde NO2-concentraties (de achtergrond plus de bijdrage van de inrichting) bedraagt 16,68 ìg/m3. Dit is lager dan de grenswaarde van 40 ìg/m3. De NO2- luchtkwaliteit voldoet aan de eis van hoofdstuk 5.2 van de Wm.

PM10 -Concentraties

De hoogste berekende bijdrage bedrage van de activiteiten binnen de inrichting aan de jaargemiddelde PM10 -concentraties buiten de inrichtingsgrens bedraagt 0,96 µg/m3 ten opzichte van een achtergrondconcentratie van 22,00 – 22,40 µg/m3 (in 2013). De maximale berekende jaargemiddelde PM10 concentraties (de achtergrond en de bijdrage van de inrichting) bedraagt 22,36 µg/m3. Dit is lager dan de grenswaarde van 40 µg/m3. De PM10–luchtkwaliteit voldoet aan de eis van hoofdstuk 5.2 van de Wm.

In de huidige situatie wordt de etmaalgemiddelde concentratie van 50 µg/m3 3 tot 4 keer per jaar (2013) overschreden afhankelijk van de plaats in de omgeving. Dit is lager dan de grenswaarde van 35 keer per jaar. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten neemt het aantal overschrijdingsdagen niet toe.

Inrichtinggebonden verkeer

De NSL-rekentool berekent op de gekozen route een bijdrage van maximaal 5,86 µg/m3 aan de jaargemiddelde NO2-concentratie en van maximaal 0,57 µg/m3 aan de jaargemiddelde PM10- oncentratie. De som van de bijdrage van het inrichtinggebonden verkeer, de aangevraagde activiteiten op het bedrijfsterrein en de achtergrondconcentratie is lager dan de grenswaarden van 40 µg/m3.

Conclusie luchtkwaliteit

Uit het luchtkwaliteitonderzoek blijkt dat met de voorgenomen activiteiten de luchtkwaliteit blijft voldoen aan de wettelijke grenswaarden zoals vastgelegd in hoofdstuk 5.2 van de Wm. De beoordeling is gericht op 2013, het beoogde jaar van de aangevraagde vergunning. Aangezien de NO2- en PM10-achtergrondwaarden in de loop van de tijd naar verwachting zullen afnemen (periode tot 2020, Grootschalige Concentratiekaarten Nederland, release 2012) en aangezien de situatie in 2013 voldoet aan de grenswaarden, kan worden verwacht dat deze conclusie blijft gelden in de daarop volgende jaren.

4.4.4 Milieuzonering

Voor een goede ruimtelijke ordening moet aandacht worden besteed aan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Om dit te voorkomen moet tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige bestemmingen (zoals woningen) voldoende afstand in acht genomen te worden. Voor het bepalen van deze afstanden wordt getoetst conform:

  • VNG Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009);
  • Wet milieubeheer.

Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijven op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Hiertoe zijn bedrijven voorzien van een zone waar mogelijke nadelige effecten zijn voor woningen. Maatgevend zijn de thema's geur, geluid, stof en gevaar. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten van belang. Daarnaast mogen bedrijven niet worden beperkt in hun mogelijkheden.

Om mogelijke hinder van bedrijven voor bewoners te voorkomen wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering op basis van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', ook wel het 'groene boekje' genoemd. Dit betekent dat er binnen bepaalde afstanden in principe niet mag worden gebouwd, tenzij het bevoegde gezag dit goed kan motiveren, wat is bevestigd door diverse uitspraken van de Raad van State. In het algemeen wordt door het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Geur, stof, gevaar en geluid

In het onderhavige bestemmingsplan wordt ten aanzien van de aspecten 'geur', 'stof' en 'gevaar' (externe veiligheid) uitgegaan van 'inwaarts zoneren', waarbij de richtafstanden uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' als uitgangspunt gehanteerd zijn, zoals weergegeven in onderstaande tabel.

Ten aanzien van geluid is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie verder paragraaf 4.4.2.

Op het aspect 'gevaar'/externe veiligheid wordt nader ingegaan in paragraaf 4.4.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20130001-1000_0009.png"

Richtafstanden milieuzonering Zuivelproducten fabrieken (cat. 5.1), bron VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'

Geurhinder

Met name door de uitbreiding met nieuwe melkpoederfabriek verandert de geursituatie. De aangevraagde situatie is onderzocht. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 9 van deze toelichting. Voor dit rapport zijn de toetsingcriteria van het geurbeleid van de provincie Gelderland gebruikt. De richtwaarde voor 'wonen/buitengebied' bedraagt 1,5 OUe/m3 als 98 percentiel van uurgemiddelde geurconcentratiewaarden; de streefwaarde bedraagt 0,5 OUE/m3. Voor 'werken' bedraagt de richtwaarde 5 OUE/m3 en de streefwaarde 1,5 OUE/m3.

De berekeningsresultaten laten zien dat voor de bestaande situatie en de uitbreidingen van de GOS-productie en de melkpoederfabriek de geursituatie door de aangevraagde activiteiten zal blijven voldoen aan de gestelde toetsingscriteria van de provincie.

Geur en geurhinder speelt bij de uitbreiding productie babyvoeding ingrediënten geen rol en over het plangebied liggen geen geurcontouren van omliggende veehouderijen.

Geur levert derhalve geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

Stof

Ten aanzien van stof dient een minimale afstand van 100 meter in acht genomen te worden tot gevoelige functies in de omgeving. De melkpoederfabriek en de uitbreiding productie babyvoeding ingrediënten liggen op een grotere afstand van stofgevoelige functies (woningen). Stof levert derhalve geen belemmeringen op.

Geluid

Op het aspect 'geluid' is al nader ingegaan in paragraaf 4.4.2. De cumulatie met wegverkeerslawaai is onderzocht. De Wet geluidhinder zegt hierover in artikel 110f: “Aangegeven dient te worden op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij de te treffen maatregelen.” Het betreft hierbij alleen de woningen waarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld en waarbij de toekomstige belasting van de andere zone(s) in de toekomstige situatie ook de voorkeurswaarde overschrijdt. Omdat industrielawaai een constant en wegverkeer een meer wisselend karakter heeft en daardoor anders wordt ervaren, kunnen/mogen deze eigenlijk niet bij elkaar worden opgeteld. Beide soorten geluid kennen dan ook een eigen norm. Industrielawaai wordt uitgedrukt in dB(A) en wegverkeer in dB.

Desondanks is met geluidberekeningsprogrammatuur een benaderingswijze gekozen die het meest recht doet aan de daadwerkelijk optredende cumulatieve geluidbelasting (energetische optelling volgens de zogenaamde methode Miedema). Er is een geluidmodel van de bestaande verkeerssituatie rond de wijk Hambroek opgezet. Hierbij blijkt dat de wijk Hambroek binnen de verkeerslawaaizones ligt van de N315 en de Needseweg. Voor industrielawaai is gebruik gemaakt van het zoneringsmodel voor het industrieterrein. Cumulatief leidt dat voor de etmaalwaarde tot het volgende plaatje.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20130001-1000_0010.png"

Cumulatieve etmaalwaarde

Het blijkt dat aan de rand van de wijk Hambroek het verkeerslawaai maatgevend is en verderop in de wijk het industrielawaai. Dit heeft te maken met de hoogte van de bronnen (lage bronnen voor verkeerslawaai en hoge bronnen voor industrielawaai).

Het ligt in de bedoeling de Needseweg te verleggen. Daarmee wordt de geluidbelasting vanwege de Needseweg en daarmee ook de cumulatieve geluidbelasting aanzienlijk lager. Indien de Needseweg niet kan worden verlegd zal bij het bepalen van de vereiste isolatie om te komen tot een binnenwaarde van maximaal 35 dB(A) worden uitgegaan van de cumulatieve geluidbelasting op de gevel.

4.4.5 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke planvorming moet rekening gehouden worden met het aspect externe veiligheid. De risico's voor de bevolking, die verbonden zijn aan gevaar veroorzakende activiteiten moeten in beeld worden gebracht. Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ("Indeling Leidraad maatramp") zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.


De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (hierna: Bevi) regels gesteld.


Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen, routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
  • Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.


Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Inwaartse zonering

In het onderhavige bestemmingsplan wordt onder andere ten aanzien van externe veiligheid uitgegaan van 'inwaarts zoneren', waarbij de richtafstanden uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' als uitgangspunt gehanteerd zijn.

Voor het aspect 'gevaar'/externe veiligheid geldt een richtafstand van 50 meter tot gevoelige functies, zoals woningen.

Kwantitatieve risicoanalyse uitbreiding productie babyvoeding ingrediënten

De uitbreiding productie babyvoeding ingrediënten omvat ondermeer de uitbreiding van de capaciteit van de ijswaterproductie.

FrieslandCampina valt niet onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999 (BRZO) daar de laagste drempelwaarden van 50 ton voor giftige stoffen (ammoniak) niet wordt overschreden. Friesland Campina valt wel onder het Besluit Externe Veiligheid (BEVI) en de Aanvullende Risico Inventarisatie & Evaluatie regeling (ARIEregeling), daar het een inrichting betreft waar een koel- of vriesinstallatie aanwezig is met een inhoud van meer dan 1.500 kg ammoniak.

FrieslandCampina heeft gekozen om de risico's inzichtelijk te maken middels een Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) waarin de specifieke situatie van FrieslandCampina is opgenomen, hetgeen resulteert in een meer accurate bepaling van de risicocontour van Friesland Campina ten opzichte van de afstanden voor categoriale inrichtingen zoals benoemd in het BEVI. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 10 van deze toelichting.

Uit de resultaten blijkt dat in de bestaande en toekomstige situatie de plaatsgevonden risico (PR) 10-6/jaarcontour niet tot aan de inrichtingsgrenzen reikt. Daarom kan worden gesteld dat betrekking tot het PR wordt voldaan aan de geldende risicocriteria. De situatie voldoet met betrekking tot het plaatsgebonden risico in zowel de huidige als de toekomstige situatie aan de normen van het BEVI. In zowel de huidige als de toekomstige situatie wordt het invloedsgebied van de inrichting bepaald door de afstand tot de LC01 bij het scenario 1.3 (Breuk vloeistofpomp 3.890 kg ammoniakinstallatie). De afstand tot de LC01 bedraagt 73 meter. Dit is ongeveer de afstand tot de inrichtingsgrens. Ten aanzien van de criteria die gesteld worden voor het groepsrisico geldt dat de oriënterende waarde, zoals is vastgelegd in het BEVI, niet wordt overschreden. Het groepsrisico van Friesland Campina Borculo is niet aanwezig, voor een groep groter dan 10 dodelijke slachtoffers. De situatie voldoet met betrekking tot het groepsrisico in zowel de huidige als de toekomstige situatie aan de normen van het BEVI.

Conclusie externe veiligheid

De melkpoederfabriek van FrieslandCampina ligt met nagenoeg 200 meter op ruime afstand van gevoelige functies. Externe veiligheid levert ten aanzien van de melkpoederfabriek derhalve geen belemmeringen op.

Uit de QRA die is opgesteld ten behoeve van de uitbreiding van de capaciteit van de ijswaterproductie van de uitbreiding productie babyvoeding ingrediënten blijkt dat de situatie voldoet met betrekking tot het groepsrisico in zowel de huidige als de toekomstige situatie aan de normen van het BEVI.

4.4.6 Lichthinder

De gemeente Berkelland heeft naar aanleiding van de Raadsmotie van 5 november 2009 het Actieplan Licht opgesteld. De gemeente heeft de volgende beleidsdoelen of ambities geformuleerd:

  • 1. hindersituaties binnen de geldende milieu- en ruimtelijke wet- en regelgeving;
  • 2. het motief van tegengaan van energieverspilling en bereiken van besparing in het kader van klimaat en energiebeleid
  • 3. het motief van behoud van de nacht of “donkerte” als kwaliteit dat het landschappelijk/ecologisch belang en dat van astronomische waarneming omvat.

In het Actieplan Licht besteed de gemeente onder andere aandacht aan:

  • De wettelijke mogelijkheden in verband met het tegengaan van overmatig lichtgebruik (APV).
  • Afspraken met ondernemers en bedrijfsleven over het inperken van lichtreclame en terreinverlichting (vooral tussen 23.00 en 06.00 uur).
  • Verlichting en lichtuitstraling van gebouwen binnen en buiten de bebouwde kom.

Voor bedrijfsterreinverlichting gaat de gemeente met bedrijfsverenigingen werken aan parkmanagement en convenanten. Energiebesparing vormt daarbij een belangrijke financiële prikkel. De bedrijf contactfunctionaris zal convenanten opstellen met de bedrijfsverenigingen om reclameverlichting op hetzelfde tijdstip te dimmen of te doven. Energiebesparing vormt daarbij een belangrijke financiële prikkel. Eventueel samen met opneming in de APV.

Lichthinder en realisatie melkpoederfabriek FrieslandCampina

Ten aanzien van licht en lichthinder worden door de gemeente Berkelland nadere afspraken gemaakt met FrieslandCampina op basis van het Actieplan Licht.