direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Borculo, verlegging Needseweg 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPBCL20140001-0100

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Dit bestemmingsplan voorziet in de planologisch-juridische regeling voor het verleggen van een gedeelte van het tracé van de Needseweg. Aanleiding hiervoor is het verkeerslawaai wat de weg veroorzaakt voor de nabijgelegen woonwijk Hambroek.

Op 25 juni 2013 stelde de gemeenteraad van Berkelland het bestemmingsplan “Borculo, FrieslandCampina Domo 2013” vast. Dit bestemmingsplan voorzag kort gezegd in de vestiging van een melkpoederfabriek aan de Oude Needseweg en in een aanpassing van de akoestische beschermingszone rondom het gezoneerde industrieterrein van Borculo. Tijdens de procedure voor dit bestemmingsplan kwam vanuit de woonwijk Hambroek de wens naar voren om de Needseweg te verleggen zodat de wijk minder overlast zou ervaren van het wegverkeersgeluid op het huidige tracé. Aan deze wens kon bij de vaststelling van het bestemmingsplan nog geen planologische invulling worden gegeven, vooral omdat nog niet duidelijk was hoe een nieuw tracé voor de Needseweg zou moeten aansluiten op de provinciale weg (N315). Wel werd in dezelfde raadsvergadering krediet beschikbaar gesteld voor het verleggen van de Needseweg, een ontwikkeling die weliswaar niet wettelijk verplicht was maar met het oog op een goed woon- en leefklimaat wel als wenselijk werd gezien ter compensatie van de toename van het industriegeluid.

De gemeente heeft sindsdien overleg gevoerd over de aansluiting van het nieuwe tracé op de N315. Dit heeft als resultaat opgeleverd dat de provincie heeft ingestemd met het verleggen van de rotonde in de N315 in noordwaartse richting. Het is de bedoeling dat deze ingreep wordt meegenomen in het onderhoudstraject dat de provincie als wegbeheerder van de N315 in voorbereiding heeft.

Afgezien van dit alles levert het verleggen van het tracé van de Needseweg ook een kans op voor een duurzame verbetering van de ontsluiting van het centrum van Borculo en van het bedrijventerrein. Verder levert deze ingreep een groene buffer op tussen de Needseweg en de woonwijk Hambroek, een in stedenbouwkundig positief te waarderen aspect waarmee bovendien kan worden ingespeeld op de behoefte aan een visuele afscherming van de in aanbouw zijnde melkpoederfabriek.

Dit bestemmingsplan voorziet in de benodigde regeling voor deze verlegging.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan “Borculo, verlegging Needseweg 2014” ligt in het noordoosten van de kern Borculo tussen de woonwijk Hambroek en het bedrijventerrein met de in aanbouw zijnde melkpoederfabriek. Oostelijk van de woonwijk Hambroek loopt de N315. Deze provinciale weg ontsluit het centrum en de bedrijventerreinen van Borculo via de Needseweg. Verder behoort ook een groenstrook tussen de Berkel en de N315 tot het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20140001-0100_0001.png"

Huidige situatie, luchtfoto wijk Hambroek en ligging Needseweg (gemeentelijk luchtfoto van maart-april 2013)

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20140001-0100_0002.png"

Situering plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de bestemmingsplannen:

  • 'Borculo, bedrijventerreinen 2011', vastgesteld op 11 september 2012 en op 26 juni 2013 onherroepelijk geworden.
  • 'Borculo, woongebieden 2011', onherroepelijk op 12 mei 2012.
  • 'Borculo, FrieslandCampina Domo 2013', onherroepelijk op 18 september 2013.

1.4 Milieu Effect Rapportage

Bijna alle activiteiten die mensen ondernemen hebben milieugevolgen. Voor activiteiten die nadelige milieugevolgen kunnen hebben kan vereist zijn dat een milieu-effectrapport moet worden opgesteld. De procedure voor de milieu-effectrapportage is geregeld in de Wet milieubeheer. De uitvoeringsregels staan in het Besluit m.e.r.

In het Besluit m.e.r. staan de verschillende activiteiten, besluiten en overheidsplannen waarvoor het verplicht is een milieu-effectrapportage te maken. Hierdoor wordt het milieubelang volwaardig meegewogen in de besluitvorming.

Volgens de bovengenoemde regelgeving geldt de verlegging van de Needseweg niet als een m.e.r.-plichtige activiteit. Het opstellen van een milieueffectrapport (MER) is daarom niet nodig. Wel zullen de bij het plan betrokken milieuaspecten op de gebruikelijke manier aan de orde komen in deze plantoelichting, zie hoofdstuk 4.

1.5 Opzet bestemmingsplan en toelichting

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de gewenste ontwikkeling mogelijk en bestaat uit drie delen:

  • de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen en aanduidingen.
  • de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden;
  • een verbeelding: met daarop aangegeven de bestemmingen van de gronden en de bijbehorende aanduidigen.

Voor het plangebied is een gedetailleerde bestemmingsregeling opgesteld. Het bestemmingsplan is afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (huidige RO-Standaarden IMRO2012).

De opbouw van de toelichting van dit bestemmingsplan ziet er als volgt uit. Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 beschreven hoe de bestaande situatie eruit ziet, wat de beoogde ontwikkeling inhoudt en wat de toekomstige situatie in het plangebied zal zijn. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het landelijk, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleidskader dat van toepassing is op dit plan. Hoofdstuk 4 beschrijft vervolgens de diverse onderzoeksaspecten die van toepassing zijn. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische opbouw van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 6 beschrijft de economische uitvoerbaarheid en hoofdstuk 7 geeft een beschrijving van de wijze waarop inspraak en overleg plaatsvindt.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

De gemeente Berkelland heeft besloten dat het wenselijk is om de Needseweg te verleggen ter compensatie van het toenemen van industriegeluid vanwege het gezoneerde industrieterrein, de daarmee samenhangende wijziging van de geluidzone en de verleende hogere grenswaarden.

Deze wijzigingen maken onderdeel uit van het bestemmingsplan Borculo FrieslandCampina Domo 2013 dat in september 2013 onherroepelijk is geworden.

Door de verlegging van de Needseweg wordt tevens de route Harperinkskamp/Jonkerspad naar de N825 ontlast, omdat het zware vrachtverkeer van de bestaande fabriek niet meer exclusief over deze route gaat, maar deels over de verlegde Needseweg naar de N315. Dit betekent een afname van het aantal vervoerbewegingen zwaar vrachtverkeer. Deze afname betekent een zodanige verbetering van de bestaande verkeerssituatie dat op deze route geen ingrijpende maatregelen in de infrastructuur meer nodig zijn. Dit geldt tevens voor de aansluiting van het Jonkerspad op de provinciale weg N825.

Verder zorgt de verlegging van de Needseweg voor een verbetering van de aansluiting Harperinkskamp/Oude Needseweg voor vrachtverkeer. In de huidige situatie is voor vrachtverkeer sprake van nauwe aansluitingen. Die verdwijnen in de nieuwe situatie. Daarnaast krijgt de Needseweg de eenduidige functie van wijkontsluitingsweg in plaats van een gecombineerde ontsluitingsfunctie voor zowel de wijk Hambroek als de kern Borculo.

Op onderstaande afbeelding is de nieuwe situatie schetsmatig weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20140001-0100_0003.png"

Nieuwe situatie Needseweg

Naast het verleggen van de Needseweg voorziet dit bestemmingsplan ook in een oostelijke ontsluiting van het bedrijf aan de zuidzijde van de te verleggen Needseweg.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid. De SVIR vervangt verschillende nota’s, waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • 2. de bereikbaarheid verbeteren;
  • 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

In de SVIR geeft het kabinet aan hoe het de bereikbaarheid in Nederland de komende jaren wil verbeteren. De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Conclusie SVIR en Needseweg

Ten aanzien van de verlegging van wegen zoals de Needseweg is geen specifiek beleid opgenomen in de SVIR. De verlegging van de Needseweg die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk beleid van het rijk.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Ontwerp Omgevingsvisie

In 2013 is het ontwerp van de nieuwe Gelderse omgevingsvisie ter inzage gelegd. Deze Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie wordt de vervanger van het streekplan en van huidige strategische plannen voor water, milieu en mobiliteit.

Deze visie beschrijft de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. Omstandigheden veranderen; nieuwe ontwikkelingen en kansen kunnen zich voordoen. De provincie wil daarop inspelen en nodigt partijen daarom uit om mee te denken en te werken.

De provincie onderscheidt voor zichzelf vier rollen: ondernemend, inspirerend, verbindend en normerend. In de Omgevingsvisie komen deze rollen per beleidsthema in verschillende mengvormen voor. De exacte invulling van deze globale rollen vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's.

Ten aanzien van bereikbaarheid streeft de provincie samen met haar partners naar een duurzame mobiliteit: een systeem dat een sterke economie ondersteunt, de welvaart versterkt, de sociale integratie stimuleert en rekening houdt met de kwaliteit van de leefomgeving. De opgaven die zij daarbij zien, zijn:

  • bereikbaarheid optimaliseren voor wonen, werken en voorzieningen,
  • betrouwbaarheid (tijdsduur) van het personen- en goederenvervoer verbeteren,
  • vervoer afstemmen op behoefte en verplaatsingspatronen van mensen,
  • vervoer afstemmen op stromen van grondstoffen en goederen van bedrijven,
  • stromen van mensen, grondstoffen en goederen afstemmen op gevolgen van digitalisering markt,
  • fietsen bevorderen in woon-werkverkeer.

Conclusie Omgevingsvisie en Needseweg

Ten aanzien van de verlegging van wegen zoals de Needseweg is geen specifiek beleid opgenomen. De verlegging van de Needseweg die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, past binnen het hier boven beschreven ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland en sluit aan op de daarin geformuleerde opgaven.

3.2.2 Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan

Een van de kerntaken van de provincie Gelderland is het zorgen voor een goede regionale bereikbaarheid en een goed regionaal openbaar vervoer.

De provincie geeft veel aandacht aan mobiliteitsbehoefte van inwoners en bedrijven in Gelderland en kijkt daarbij naar toekomstige ontwikkelingen zoals het digitale werken. Maar er is ook veel oog voor leefbaarheid en verkeersveiligheid.

De provincie wil een goede bereikbaarheid voor wonen, werken en recreëren en de mobiliteit daarbij afstemmen op de economische ontwikkelingen. Daarnaast wordt samen met de andere wegbeheerders in de stedelijke gebieden aan een beter gebruik van de infrastructuur gewerkt om files te voorkomen en de doorstroming te bevorderen. De toegang tot bedrijventerreinen is ook een speerpunt van het provinciale beleid.

De provincie kan haar doelen alleen bereiken in samenwerking met andere (markt)partijen. Tot 2014 is het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (PVVP-2) van kracht. Het PVVP-2 wordt daarna opgevolgd door de Omgevingsvisie.

Mobiliteit is een onmisbare voorwaarde voor de economische en sociale ontwikkeling van onze samenleving. Het gaat daarbij om vlot en veilig vervoer van personen, betrouwbare (tijdsduur) verplaatsingen en een goede distributie van goederen.

Om de stedelijke gebieden, bedrijventerreinen en voorzieningen beter bereikbaar te houden wil de provincie eerst problemen voorkomen door stadsdistributie te ontwikkelen, nieuwe ontwikkelingen te toetsen op mobiliteitsaspecten en maatregelen treffen ter geleiding van de mobiliteit.

In dat verband is de provincie ook bezig met het treffen van maatregelen in de N315 (wegvak Ruurlo-Neede), iets waarbij ook de verlegging van de rotonde ter hoogte van de Needseweg in beeld is.

Conclusie Omgevingsvisie en Needseweg

De verlegging van de Needseweg past binnen het provinciaal beleid en sluit aan bij de wens om bedrijventerreinen beter bereikbaar te houden.

3.3 Regionaal beleid

 

3.3.1 Structuurvisie Regio Achterhoek

De Achterhoekse gemeenten werken op het vlak van de ruimtelijke ordening samen in een intergemeentelijk overleg ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. In een ambtelijke werkgroep en een bestuurlijk overleg zijn alle acht de gemeenten vertegenwoordigd. In maart 2010 is in het bestuurlijk overleg afgesproken om een gezamenlijke visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de regio Achterhoek op te stellen.

Deze gezamenlijke visie voorziet ook in een behoefte aan één regionaal geluid richting externe partners. Daarbij gaat het om overheden, zoals provincies, het Rijk en Europa, maar ook om partners, zoals woningcorporaties en waterschappen.

De structuurvisie is een actualisatie van de regionale structuurvisie uit 2004. Deze ruimtelijke visie richt zich niet op een ruimtelijk eindbeeld, maar streeft juist flexibiliteit na. Het leidende principe is een omslag 'van sturen naar begeleiden'. Dit om kansen te pakken en tegelijkertijd te werken aan behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit. Het document is niet het eindpunt van het ruimtelijk beleid, maar is met name agendavormend.

Ten aanzien van bereikbaarheid is in de visie als uitgangspunt opgenomen dat de Achterhoek goed dient aan te sluiten op omliggende stedelijke netwerken. Dit op het gebied van wonen, werken, voorzieningen én infrastructuur. Er is nog niet inzichtelijk gemaakt wat dit exact betekent. De volgende stap is dan ook een onderzoek naar de meerwaarde van de Achterhoek voor de omliggende stedelijke netwerken en andersom. Profilering is hierbij het sleutelwoord.

Conclusie Omgevingsvisie en Needseweg

De verlegging van de Needseweg is niet van invloed op het ontsluiten van de Achterhoek op omliggende stedelijke netwerken, maar zorgt wel voor een verbeterde bereikbaarheid van het bedrijventerrein en de woonwijk Hambroek. Deze ontwikkeling doet geen afbreuk aan het ruimtelijk beleid van de regio.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Berkelland 2025

De Structuurvisie Berkelland 2025 is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Berkelland tot 2025. Deze visie geeft richting aan de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkeling van de gemeente. De Structuurvisie Berkelland 2025 geeft richting aan het ruimtelijke, economische en maatschappelijke beleid van de gemeente Berkelland. Ruimtelijke en economische vraagstukken zijn de basis voor deze visie. Deze Structuurvisie is het vertrekpunt voor het verdere beleid van Berkelland voor de toekomst.

Ten aanzien van bedrijventerreinen zet de gemeente Berkelland vooral in op verbetering/revitalisering van bedrijventerreinen, zodat het aantal bedrijventerreinen beperkt kan worden. Bedrijven worden gestimuleerd om 'op te knappen' in plaats van te verhuizen. Ook is het van belang om de samenwerking op de bestaande bedrijventerreinen en Parkmanagement te stimuleren.

Berkelland richt zich voor de toekomst ten aanzien van economie en bedrijventerreinen op de volgende punten:

  • Verdergaande samenwerking met omliggende gemeenten;
  • Revitalisering van bestaande bedrijventerreinen in plaats van nieuwe uitgifte;
  • Duurzaamheid;
  • Samenwerking op bedrijventerreinen stimuleren;
  • Acties ondersteunen/opzetten;
  • In gesprek treden met bedrijven en meer gezamenlijk oppakken van acties en kansen.

Het voorliggende bestemmingsplan gaat niet zozeer over het realiseren van een nieuw bedrijventerrein, maar over het ontsluiten van de kern Borculo en het Borculose bedrijventerrein. Deze ontwikkeling werkt niet alleen positief uit voor de bereikbaarheid van de lokale bedrijven, maar draagt ook bij aan een duurzame oplossing voor de geluidsoverlast die in de woonwijk Hambroek wordt ervaren vanwege het verkeer op de Needseweg. Verder wordt invulling gegeven aan de beleidsmatige wens om de entree van Borculo te verbeteren, terwijl tegelijkertijd een mogelijkheid ontstaat om samen met omwonenden toe te werken naar een groene invulling van het gebied tussen de woonwijk en de te verleggen Needseweg.

Conclusie Structuurvisie Berkelland 2025 en Needseweg

De verlegging van de Needseweg past binnen het hier boven beschreven ruimtelijk beleid van de gemeente Berkelland.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied.

Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de specifieke wet- en regelgeving en de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken die zijn opgenomen in de bijlage van deze toelichting.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

In het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg toetst de gemeente ruimtelijke plannen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

Uitgangspunten van het archeologisch beleid zijn op hoofdlijnen:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaren;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

De gemeenteraad van Berkelland heeft tegen deze achtergrond een archeologische beleidswaardenkaart vastgesteld. Deze beleidswaardenkaart is gebaseerd op een rapportage van Archeologisch Adviesbureau RAAP (RAAP-rapport 1701, herziene eindversie) die een beschrijving geeft van het beleid en van de regelgeving op archeologisch gebied. In 2012 is een aanvulling op deze rapportage totstandgebracht (RAAP-rapport 2501).

Volgens de archeologische beleidswaardenkaart heeft het plangebied geen specifieke archeologische waarde of betekenis. Ook liggen er geen archeologische monumenten in het plangebied. Volgens de archeologische beleidswaardenkaart van de gemeente Berkelland geldt voor het grootste deel van het bedrijventerrein te Borculo een middelmatige en lage archeologische verwachting (gele en groene zones, AWV 8 (middelmatig) en 9 (laag)). Conform het gemeentelijk Handboek Ruimtelijke Plannen is voor de aangetroffen (verwachtings)waarde de dubbelbestemmingen 'Waarde-archeologie 2' en 'Waarde-Archeologie 3' opgenomen. Dit was ook al het geval in de nu al geldende bestemmingsplannen.

Bij de planvorming is nagegaan of in het kader van het verleggen van het tracé van de Needseweg archeologisch onderzoek vereist is. Daarbij is gebleken dat archeologisch onderzoek niet nodig is omdat vanaf de Oude Needseweg gezien:

  • de eerste 33% van het nieuwe tracé al archeologisch is onderzocht en dit archeologisch onderzoek is afgerond;
  • de tweede 33% in het verleden al is vergraven;
  • het overige gedeelte van het tracé een lage archeologisch verwachting kent. Omdat de omvang van dit gedeelte niet groter is dan 5.000 m² is hiervoor ook geen archeologisch onderzoek nodig.

Dit alles laat natuurlijk onverlet dat bij onverwachte archeologische vondsten altijd toepassing moet worden gegeven aan het algemeen geldende beschermingsregime uit de Monumentenwet 1998.

Conclusie archeologie en cultuurhistorie

In het plangebied is geen sprake van zodanige archeologische/cultuurhistorische (verwachtings)waarden dat voor de vaststelling van het bestemmingsplan nader archeologisch onderzoek vereist is.

4.2 Waterparagraaf

De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn de 4e Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Beleidslijn Grote Rivieren en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening.

Waterwet

De Waterwet moderniseert en integreert de bestaande wetgeving op het gebied van waterbeheer. Uitgangspunten van de Waterwet zijn integraal waterbeheer en de watersysteembenadering, volgens welke het waterbeheer zich niet alleen richt op het water als zodanig, maar ook op ecologische en infrastructurele aquatische systemen, met inbegrip van de bodem, de oevers en de biologische component. Dit in wisselwerking met andere terreinen van overheidszorg als bescherming van het milieu en de zorg voor de ruimtelijke ordening.

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen, zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten.

Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Watertoets

In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Door water te laten infiltreren in de bodem, en te bergen op daarvoor aangewezen plekken wordt ongecontroleerde overstroming en droogteschade voorkomen.

Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die wettelijk is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. In bestemmingplannen dient een beschrijving opgenomen te worden van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt. Een handig hulpmiddel voor het in beeld brengen van beleidsopgaven is de Wateratlas van de provincie Gelderland.

Afhankelijk van de intensiteit van de watertoets wordt geadviseerd contact op te nemen met het waterschap. Waterschap Rijn en IJssel wil niet alleen een toetsende rol hebben, maar wil een medeoverheid zijn die de gemeente op het gebied van water ondersteunt bij haar planontwikkeling.

In onderstaande tabel is een aantal vragen gesteld. Afhankelijk van het antwoord op de vragen zijn drie niveaus in de intensiteit van het watertoetsproces te onderscheiden. Indien op geen enkele vraag 'ja' is geantwoord is geen watertoets nodig. Indien meerdere vragen met 'ja' beantwoord kunnen worden, dan is een verkorte of een uitgebreide watertoets nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20140001-0100_0004.png"

Op basis van de watertoetstabel kan de verkorte procedure worden doorlopen. Bij het thema 'Oppervlaktekwaliteit' is met 'nee' geantwoord omdat het de bedoeling is om het hemelwater via het riool af te laten stromen. Mocht er bij de planuitvoering toch voor worden gekozen om het hemelwater via kolken af te voeren naar het oppervlaktewater, dan zal de lozing eerst op een filter plaatsvinden. Ten aanzien van het thema 'Inrichting en beheer' merkte het Waterschap Rijn en IJssel bij het vooroverleg op dat de voorgenomen ontwikkelingen geen belemmering zijn voor het regulier beheer en onderhoud van het watersysteem

Conclusie waterparagraaf

Op grond van bovenstaande waterparagraaf wordt geconcludeerd dat het aspect water geen belemmeringen oplevert voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.3 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Flora en fauna

De Europese vogelrichtlijn heeft als doel de bescherming van in het wild levende vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszones. In principe geldt dit ook voor de habitatrichtlijn, die is gericht op het instandhouden van het natuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna.

In Nederland is de vanuit de vogel- en habitatrichtlijn vereiste bescherming van soorten overgenomen in onder andere de Flora- en faunawet. Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

Natuurbeschermingswet

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de gebiedsbescherming van de Europese vogel- en habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verankerd (de soortbescherming is reeds verankerd in de Flora- en faunawet).

Uitgangspunt van de gewijzigde Natuurbeschermingswet is een integrale bescherming van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat in beginsel elke aantasting, die schadelijke gevolgen kan hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied dient te worden gereguleerd.

Bij activiteiten in of nabij een vogel- of habitatrichtlijngebied wordt een onderscheid gemaakt tussen plannen, projecten en andere handelingen die significante gevolgen kunnen hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied en alle overige handelingen die schadelijk kunnen zijn. Voor plannen, projecten of andere handelingen die geen significante gevolgen hebben, wordt de zware afwegingsprocedure van de habitatrichtlijn niet verplicht. Onderzoek naar mogelijke effecten blijft echter noodzakelijk.

Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een 'beschermd' natuurgebied (Natura 2000, Beschermd Natuurmonument, Nationaal Landschap). Ook liggen geen gebieden in de directe omgeving van het plangebied met een dergelijke status.

Natuurtoets

Ten behoeve van de verlegging van de Needseweg is een quickscan uitgevoerd. De resultaten van deze quickscan zijn opgenomen in bijlage 1.

Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied en de directe omgeving beschermde soorten van de Flora- en faunawet voorkomen. Niet alle schade is te vermijden, waardoor voor enkele zoogdieren en amfibieën van Tabel 1 verbodsbepalingen worden overtreden. Voor deze soorten geldt echter een algemene vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Door het nemen van maatregelen kan een groot deel van de negatieve gevolgen voor beschermde soorten worden voorkomen of beperkt en wanneer met een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt, zullen geen negatieve effecten op steenmarter en steenanjer plaats vinden en geen verbodsbepaling worden overtreden. Een nadere uitwerking van de benodigde maatregelen is te vinden in de quickscan in bijlage 1.

Op het perceel van Oude Needseweg 2 komen mogelijk beschermde soorten voor. Voordat er gesloopt wordt moet onderzoek worden gedaan naar het al dan niet voorkomen van beschermde soorten. Indien beschermde soorten aanwezig zijn moeten effecten voorkomen worden. Eventuele maatregelen moeten voorafgaand aan de sloop gerealiseerd zijn.

Zowel de onderzoeksplicht voor de Oude Needseweg 2, als de vleermuismaatregelen bij de bomensingel langs de N315 moeten geborgd worden in het bestemmingsplan. Hiervoor kunnen rand voorwaardelijke verplichtingen worden opgenomen. Overige maatregelen moeten in een ecologisch werkprotocol ten behoeve van de uitvoering worden vastgelegd.

Conclusie ecologie

Voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden dient nader onderzoek plaats te vinden op het perceel Needseweg 2. Eventuele maatregelen moeten voorafgaand aan de sloop gerealiseerd zijn. Borging hiervan vindt plaats in artikel 11.4.

De maatregelen bij de bomensingel zijn in dit bestemmingsplan eveneens geborgd in artikel 11.4. Hierin is opgenomen dat gerichte verlichting moet worden toegepast.

Ecologishce waarden zijn op deze wijze voldoende geborgd. Geconcludeerd kan worden dat ecologie op deze wijze geen belemmeringen oplevert voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.4 Milieuaspecten

4.4.1 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

In 2013 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd waarvan de rapportage in bijlage 4 van deze plantoelichting is toegevoegd (Verkennend bodemonderzoek Stationsweg en omgeving Needseweg te Borculo; Tauw bv, projectnummer 1217788 d.d. 24 juni 2013). Op basis van de onderzoeksresultaten kon voor de onderzochte percelen worden gesteld dat in de grond en/of het grondwater weliswaar enkele stoffen zijn gemeten waarvan de concentraties de achtergrondwaarden en/of streefwaarden overschrijden, maar dat geen sprake is van ernstige verontreinigingen. Verder werd visueel op maaiveld en in de opgeboorde grond geen asbest aangetroffen. Op basis van deze onderzoeksresultaten zijn geen milieuhygiënische belemmeringen vastgesteld voor de destijds voorgenomen transactie van de percelen met het oog op het verleggen van de Needseweg. Gelet op het toekomstige gebruik van de onderzochte bodem kan met deze conclusie worden ingestemd.

Conclusie bodem

Uit een verkennend bodemonderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit geen milieuhygiënische belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Hierna wordt aandacht besteed aan geluid vanwege industrielawaai en wegverkeerslawaai.

Voor de bedrijven gelegen in de nabijheid van het plangebied is de Wet milieubeheer (Wm) doorgaans van toepassing. Afhankelijk van de aard van het bedrijf kan er een vergunningplicht van toepassing zijn. In dat geval zijn in de vergunning grenswaarden ten aanzien van geluid opgenomen. De grenswaarden zijn opgesteld ter bescherming van de leefomgeving tegen hinderlijke bedrijfssituaties en geven bedrijven een bepaalde geluidruimte.

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het doel van het reconstructieonderzoek is het toetsen of ten gevolge van de fysieke wijziging van de wegen er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen die gelegen zijn binnen de wettelijke geluidszone van de wegen. Hiervoor wordt het verschil in de geluidsbelasting berekend tussen de heersende waarde 2014 (één jaar voor de fysieke wijziging) en 2026 (tien jaar na fysieke wijziging). Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder indien de geluidsbelasting toeneemt met 2 dB of meer. Als sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder worden maatregelen onderzocht om de toename van de geluidsbelasting weg te nemen.

Het doel van het nieuwe wegaanleg onderzoek is het toetsen van de geluidsbelasting ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van de nieuwe weg aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting is berekend voor de toekomstige situatie 2026. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting. De onderzoeksresultaten worden onderstaand verwoord.

Resultaten akoestisch onderzoek
Needseweg

Voor de nieuwe Needseweg is de geluidbelasting vanwege deze nieuwe weg getoetst aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh. Voor drie woningen is sprake van een overschrijding van de Voorkeursgrenswaarde, waardoor het treffen van geluidmaatregelen op doelmatigheid is onderzocht.

Het toepassen van een stil wegdektype is niet mogelijke omdat er binnen de 2D zichthoek twee kruispunten gelegen zijn. Nabij een kruispunt is het niet wenselijk om een stil wegdektype toe te passen vanwege de snelle slijtage door afslaand, remmend en optrekkend verkeer. Het plaatsen van een geluidscherm tussen de weg en de woningen stuit echter op bezwaren van landschappelijke aard omdat de afstand tussen de weg en de woningen maar ongeveer 10 meter bedraagt. Verder is het vanuit verkeerveiligheid ook niet wenselijk geluidschermen te plaatsen nabij kruispunten omdat deze het zicht wegnemen. Voor deze drie woningen zal uit een nader uit te voeren gevelonderzoek moeten blijken of gevelmaatregelen getroffen moeten worden. In de onderstaande tabel zijn de hogere waarden met de cumulatieve geluidsbelasting van alle geluidsbronnen samen (enkel wegverkeer) weergegeven. Hierbij is geen rekening gehouden met artikel 110g Wet geluidhinder.

Opgemerkt moet worden dat één van de woningen, namelijk de woning aan de Oude Needseweg 9, niet meer in gebruik is voor een woonfunctie. Deze woning wordt in het onderhavige bestemmingsplan daarom ook niet meer als zodanig bestemd, wat betekent dat voor de Oude Needseweg 9 geen hogere grenswaarde hoeft te worden vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20140001-0100_0005.png"

Tabel hogere waarden vanwege de nieuwe Needseweg

N315

Vanwege de fysieke wijziging van de N315 is bepaald of er sprake is van reconstructie voor de geluidgevoelige bestemmingen binnen het studiegebied van de N315. Bij geen van de geluidgevoelige bestemmingen is sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, omdat de geluidbelasting vanwege de N315 nergens met meer dan 2 dB toeneemt. De Wet geluidhinder vormt dus geen belemmering voor de aanpassing van deze weg, terwijl het ook niet wettelijk verplicht is om in verband daarmee geluidwerende maatregelen te nemen aan of langs de N315.

Oude Needseweg

Vanwege de fysieke wijziging van de Oude Needseweg is bepaald of er sprake is van reconstructie voor de geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van deze weg. Bij twee geluidgevoelige bestemmingen is sprake van reconstructie. Geluidmaatregelen zijn afgewogen, waaruit blijkt dat met hettoepassen van dunne deklagen B op de Oude Needseweg over een lengte van 85 meter de reconstructies opgelost kunnen worden. Wanneer de aanleg van dunne deklagen B over een lengte van 85 meter stuit op bezwaren vanuit beheer en onderhoud van de weg kan ervoor gekozen worden om wel hogere waarden aan te vragen van 50 dB.

Harperinkskamp

Vanwege de fysieke wijziging van de Harperkinkskamp is bepaald of er sprake is van reconstructie voorde geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van deze weg. Bij drie geluidgevoelige bestemmingen is sprake van reconstructie. Geluidmaatregelen zijn afgewogen, waaruit blijkt dat met het toepassen van dunne deklagen B op de Harperinkskamp over een lengte van 70 meter de reconstructies bij twee woningen opgelost kunnen worden. Het plaatsten van geluidschermen stuit op bezwaren van verkeerskundige, landschappelijke en stedenbouwkundige aard. Voor de één woning is het daarom noodzakelijk een hogere waarde vast te stellen. Er zal dan uit een nader uit te voeren gevelonderzoek moeten blijken of gevelmaatregelen getroffen moeten worden. In de onderstaande tabel is de hogere waarde met de cumulatieve geluidsbelasting van alle geluidsbronnen samen (enkel wegverkeer) weergegeven. Hierbij is geen rekening gehouden met artikel 110g Wet geluidhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20140001-0100_0006.png"

Hogere waarden vanwege de Harperinkskamp

Wanneer de aanleg van dunne deklagen B over een lengte van 70 meter stuit op bezwaren vanuit beheer en onderhoud van de weg kan ervoor gekozen worden om voor alle drie de woningen een hogere waarde aan te vragen. Voor de woning aan de Harperinkskamp 2 en 6 zal dan een hogere waarde van 54 dB moeten worden vastgesteld en voor de Oude Needseweg 13 een hogere waarde van 53 dB.

Bestaande Needseweg, afgewaardeerd

De bestaande Needseweg blijft gedeeltelijk gehandhaafd. De functie van de weg veranderd in de plansituatie naar een weg voor bestemmingsverkeer voor de woonwijk Hambroek. Het snelheidsregime op de weg gaat van 50 km/h naar 30 km/h. Volgens de Wet geluidhinder hebben wegen met een 30 km/h regime geen wettelijke geluidzone, deze wegen hoeven dus ook niet getoetst te worden of sprake is van reconstructie. Voor een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting op de gevels bij de dichtstbij gelegen woningen wel inzichtelijk gemaakt. De hoogst berekende geluidbelasting vanwege de Needseweg bedraagt 41,8 dB, deze geluidbelasting ligt ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB volgens de Wet geluidhinder.

Vaststelling hogere grenswaarden

De hogere grenswaarden voor de woningen aan de Oude Needseweg 11, 13, 23 en 25 en de hogere grenswaarden voor de woningen aan de Harperinkskamp 2 en 6 zijn op 13 mei 2014 vastgesteld.

Conclusie geluid

Op grond van bovenstaande resultaten wordt geconcludeerd dat geluid geen belemmering vormt voor het vaststellen van dit bestemmingsplan, mits de hogere waarden worden vastgesteld voor de genoemde woningen. Daarbij biedt de toepassing van dunne deklagen in de bovengenoemde wegvakken geen oplossing, omdat ook daar sprake zal zijn van snelle slijtage. Het vaststellen van hogere grenswaarden is daarom aan de orde voor de woningen Oude Needseweg 11, 13, 23 en 25 en de woningen Harperinkskamp 2 en 6. Voor Oude Needseweg 9 hoeft geen hogere grenswaarde te worden vastgesteld, omdat dit pand inmiddels niet meer in gebruik is voor de woonfunctie en ook niet meer als zodanig is bestemd in dit onderhavige bestemmingsplan.

4.4.3 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Onderzoek luchtkwaliteit

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een luchtkwaliteit onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting.

In het luchtkwaliteitonderzoek is onderzocht of met de verlegging van de Needseweg in Borculo wordt voldaan aan de eisen voor de luchtkwaliteit conform de Wet luchtkwaliteit. Daarbij is gebruik gemaakt van de verkeersgegevens, zoals aangeleverd door de gemeente Berkelland. Bij het berekenen van de luchtkwaliteit in en in de omgeving van het plangebied is voor de Needseweg uitgegaan van door de gemeente Berkelland verstrekte verkeersgegevens. Voor de andere wegen is uitgegaan van de generieke gegevens uit de Monitoringstool. Bij het berekenen van de luchtkwaliteit is voor alle referentiejaren uitgegaan van een worst case scenario met de verkeersgegevens in 2026.

Conclusie luchtkwaliteit

Uit de berekeningen blijkt dat in en in de omgeving van het plangebied geen sprake is van overschrijding van grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit. In de toekomstige zichtjaren daalt de concentratie luchtverontreinigende stoffen. De jaargemiddelde concentraties blijven ver onder de grenswaarde. Het aantal overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde concentraties blijft ruim onder het toegestane aantal. Luchtkwaliteitseisen vormen daarmee geen belemmering voor deze ruimtelijke ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen", kortweg SVBP.

Verbeelding

Op de (zowel analoge als digitale) verbeeldingen zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling.

Bij de opzet van de verbeelding is de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen2012) als uitgangspunt gehanteerd. In de SVBP2012 zijn onder andere bestemmingscategorieën vastgelegd en zijn uniforme kleuren en aanduidingen beschreven. De aanduidingen dienen voor de leesbaarheid van de verbeelding (kadastrale indeling of bestaande bebouwing) of hebben betrekking op wat er wel of niet is toegestaan.

Regels

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het bestemmingsplan afwijkingsregels opgenomen. De bevoegdheid om af te wijken van bepaalde regels is gebaseerd op artikel 3.6 van de "Wet ruimtelijke ordening" (Wro). De uitvoering berust bij burgemeester en wethouders. Deze afwijkingen maken kleine afwijkingen mogelijk binnen de aan de grond toegekende bestemming.

5.2 Bestemmingen

De planregels van het bestemmingsplan Borculo, verlegging Needseweg 2014 bouwen voort op de systematiek van het op 11 september 2012 vastgestelde bestemmingsplan 'Borculo, bedrijventerreinen 2011'.

De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels.
  • Bestemmingsregels.
  • Algemene regels.
  • Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.

In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven
bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkings- en specifieke gebruiksregels. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.

De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen wordt de voorkeur gegeven om deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

Onderstaand wordt een nadere toelichting op de bestemmingen en dubbelbestemmingen gegeven.

Artikel 3 - 'Bedrijventerrein'

Deze gronden zijn ter plaatse van de aanduiding:

Hier mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij 70% van het bouwvlak bebouwd mag worden. De maximale bouwhoogte is aangegeven op de verbeelding. Zie verder artikel 'Bedrijventerrein'.

Artikel 4 - 'Groen'

Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, ontsluitingswegen en in- en uitritten en kleinschalig gebruik voor agrarische doeleinden, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, geluidwerende voorzieningen, verblijfsgebied, voet- en fietspaden en verhardingen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en doeleinden van openbaar nut.

Op de gronden met deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. De maximale bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedraagt 3 meter, met uitzondering van verlichtingsarmaturen en speelvoorzieningen, hiervoor is een maximale bouwhoogte van 6 meter toegestaan. Zie verder artikel 'Groen'.

Artikel 5 - 'Verkeer'

Deze gronden zijn bestemd voor wegen, straten, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - luchtbrug' ook voor een luchtbrug van maximaal 10 meter hoog voor kabels, leidingen en andere transportmiddelen. Gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

Op de gronden met deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. De maximale bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedraagt 8 meter. Zie verder artikel 'Verkeer'.

Artikel 6 - 'Leiding - Gas'

Het betreft hier een dubbelbestemming. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de in deze strook gelegen leidingen en ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding. Op de gronden met deze bestemming mogen geen bouwwerken worden gerealiseerd. Ook zijn op deze gronden zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning, grondwerkzaamheden en opslag van goederen niet toegestaan. Zie verder artikel 'Leiding - Gas'.

Vanwege de aanwezigheid van de gasleiding is bij de opstelling van dit bestemmingsplan overleg gevoerd met de Gasunie over de inrichting van de gronden waarin de gasleiding zich bevindt. De Gasunie heeft daarbij aangegeven dat zij kan instemmen met het plan en blijft verder ook betrokken bij de feitelijke uitvoering daarvan.

Artikel 7 - 'Waarde - Archeologie 2'

Het betreft hier een dubbelbestemming. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden in de bodem. Bij de oprichting van bebouwing op deze gronden groter dan 1.000 m² en de bodemingrepen dieper dan 0,30 meter dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Zie verder artikel 'Waarde - Archeologie 2'.

 

Artikel 8 - 'Waarde - Archeologie 3'

Het betreft hier een dubbelbestemming. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden in de bodem. Bij de oprichting van bebouwing op deze gronden groter dan 5.000 m² en de bodemingrepen dieper dan 0,30 meter dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Zie verder artikel 'Waarde - Archeologie 3'.

Aanvullende op de (dubbel)bestemmingen kan nog worden opgemerkt dat een aantal aanduidingsregels (artikel 11) van toepassing zijn, te weten:

  • geluidzone - industrie - ter plaatse van de aanduiding zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
  • gezoneerd industrieterrein - ter plaatse van de aanduiding zijn tevens geluidshinderlijke inrichtingen toegestaan.
  • wetgevingszone - afwijkingsgebied - ter plaatse van deze aanduiding kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning toestaan dat 5 meter hoger wordt gebouwd dan op de verbeelding is aangegeven, mits geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving als gevolg van gevaar, schade en/of hinder.
  • zone voorwaardelijke verplichting - ter plaatse van deze aanduiding is het gebruik van de gronden volgens de bestemming(en) alleen toegestaan op voorwaarde dat:
    • 1. alvorens sloop op het perceel Oude Needseweg 2 mag plaatsvinden uit aanvullend ecologisch onderzoek zal moeten blijken of het treffen van maatregelen noodzakelijk is en dat indien maatregelen noodzakelijk worden geacht deze voorafgaand aan de sloop moeten worden gerealiseerd;
    • 2. vleermuizen de N315 moeten kunnen blijven gebruiken als vliegroute.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan.

Het plan voorziet in de verlegging van de Needseweg. De realisatie van het plan ligt in handen van de gemeente Berkelland en is opgenomen in de begroting van de gemeente. Daarnaast is in de provinciale begroting geld gereserveerd voor het verleggen van de rotonde in de N315, terwijl met FrieslandCampina DOMO een al eerder bekendgemaakte anterieure overeenkomst is gesloten over de manier waarop zij bijdraagt aan deze ontwikkeling.

De financiële uitvoerbaarheid van het plan is daarmee voldoende gewaarborgd, terwijl bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Overleg ex art. 3.1.1. Bro

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan heeft uitgebreid veelvuldig overleg plaatsgevonden met de provincie Gelderland. Dit heeft als resultaat opgeleverd dat de provincie heeft ingestemd met de verplaatsing van de rotonde in de N315 ten behoeve van het nieuwe tracé van de Needseweg. Ten aanzien van de uitvoering van dit onderdeel van het bestemmingsplan vindt doorlopend overleg plaats. Het is namelijk de bedoeling om de uitvoeringswerkzaamheden in het gebied te coördineren en zoveel mogelijk gelijk op te laten lopen. De planvorming wordt in dat opzicht dus gezamenlijk ter hand genomen.

Verder is de met het bestemmingsplan beoogde ontwikkeling voorafgaand aan de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan gepresenteerd aan de omwonenden en andere betrokkenen. Tijdens een inloopbijeenkomst die op 28 november 2013 plaatsvond is daarbij een eerste opzet/inrichtingsschets van het plan toegelicht. Bij die gelegenheid zijn reacties ingebracht die zijn meegenomen bij de verdere uitwerking van het plan en de opstelling van het ontwerpbestemmingsplan. In het schema dat is opgenomen in bijlage 5 zijn de opmerkingen/vragen verzameld en voorzien van een gemeentelijke reactie.

De inrichtingsschets van het plangebied is aangepast naar aanleiding van de inbreng tijdens de informatieavond, zie hoofdstuk 2. Daarbij komt al meest duidelijke aanpassing naar voren dat het tracé van de huidige Needseweg gehandhaafd blijft tussen de Beukenlaan en de Eikenlaan. Verder zijn er een groot aantal opmerkingen ingebracht over de inrichting van het openbaar gebied. Voor zover deze betrekking hebben op het groene gebied tussen de woonwijk en het nieuwe tracé zullen deze aan bod komen bij de uitwerking van het inrichtingsplan. Over opmerkingen ten aanzien van het openbaar gebied buiten het plangebied van het bestemmingsplan neemt de gemeente contact op, tenzij deze in een ander verband al worden besproken.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen van 19 maart 2014 tot en met 29 april 2014. Tijdens deze periode zijn vier schriftelijke zienswijzen ingediend en is één mondelinge zienswijze ingebracht. Deze zienswijzen zijn gebundeld en beantwoord in de nota van zienswijzen die is opgenomen in bijlage 6 van dit bestemmingsplan.

Naar aanleiding van de zienswijzen is dit bestemmingsplan op 24 juni 2014 gewijzigd vastgesteld. De bij de vaststelling doorgevoerde wijziging betreft een aanpassing van de verbeelding. De belemmeringenstrook (dubbelbestemming 'Leiding-Gas') bij de hoofdgastransportleiding is verbreed van 2 keer 4 meter naar 2 keer 5 meter, gemeten vanuit de hartlijn.