direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Borculo, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2017-2 (Hesselinks Es 16)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPBCL20170011-0100

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Liander Infra N.V. is verantwoordelijk voor de energievoorziening in een groot deel van Nederland. De kernactiviteiten zijn regionaal netbeheer voor gas en elektra, en complexe energie infrastructuren. Het bedrijf richt zich op de ontwikkeling van duurzame technologieën en intelligente energie-infrastructuren.

Liander Infra N.V. heeft een onderstation met twee (hoogspannings)transformatoren in beheer op bedrijventerrein Overberkel aan de Hesselinks Es 16 in Borculo.

Het onderstation Borculo is een 150/10kV onderstation. In de 150kV schakeltuin staan twee 150/10kV transformatoren van elk 44MVA opgesteld vermogen.

De directe aanleiding voor Liander Infra N.V. voor de wijzigingen op het onderstation is de noodzaak om de vermogensvraag en netontwikkelingen in de Achterhoek optimaal te kunnen blijven faciliteren. Hiervoor moet de nieuwe 20kV installatie gerealiseerd worden. Hiervoor wordt een vleugel gebouwd aan het bestaande gebouw, zodat de nieuwe 20 kV installatie hier geplaatst kan worden.

De kavel van het onderstation biedt voldoende ruimte voor het realiseren van de 20kV inpassing, echter laat het bestemmingplan dit op dit moment nog niet toe.

De noodzakelijke uitbreiding, zie paragraaf 1.2.1, ligt buiten het bouwvlak. Daarnaast past de hoogte van de bouwwerken niet binnen de toegestane bouwhoogte van het geldende bestemmingsplan. Als laatste zijn de bestaande bliksempieken van 25 meter hoogte niet planologisch bestemd. Een herziening van het bestemmingsplan is daarom nodig. Het gaat om de volgende herzieningen:

  • Het vergroten van het toegestane bouwvlak;
  • Het toestaan van 10 meter bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak;
  • Het toestaan van bliksempieken tot 25 meter;

1.2 Plangebied

1.2.1 Planbeschrijving

Het plan omvat de planologische verankering van een secundair 20kV gebouw met transformatoren op het bedrijventerrein Overberkel in Borculo. De te realiseren uitbreiding van het onderstation is weergegeven in Figuur 1.1.

In onderstations komen elektriciteitsverbindingen met verschillende spanningsniveaus samen. Het onderstation zet elektriciteit uit het regionale transportnet van TenneT TSO B.V. (150kV) om in een lagere spanning van 20kV. Dit wordt verder gedistribueerd richting woningen en bedrijven via ondergrondse kabels. In de huidige situatie staan op het terrein van Liander Infra N.V. een 10kV installatie en twee 44 MVA transformatoren (Trafo 1 en Trafo 2). De eindsituatie voor het onderstation Borculo bestaat uit:

  • Het realiseren van een 20kV vleugel met een secundaire ruimte gekoppeld aan het bestaande centraal dienstgebouw;
  • Het realiseren van twee 80 MVA transformatoren (Trafo 3 en Trafo 4);
  • Het realiseren van twee 40 MVA transformatoren (Trafo 5 en Trafo 6);
  • Het op termijn verwijderen van de twee bestaande 44 MVA transformatoren (Trafo 1 en Trafo 2).
  • Uitbreiding van het aantal transformatorvelden naar maximaal 20 velden

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20170011-0100_0001.jpg"

Figuur 1.1 Aanduiding nieuwe transformatoren (Trafo 3 en Trafo 4) (Bron: Liander Infra N.V.)

1.2.2 Bestaand gebruik plangebied

Het plangebied is nu in gebruik als een elektriciteitscentrale: het onderstation Borculo. Het onderstation Borculo ligt op een niet-gezoneerd bedrijventerrein aan de Hesselinks Es (Figuur 1.2). Het onderstation omvat nu twee transformatoren, een schakeltuin met transformatorvelden en een centraal dienstgebouw.

Het bedrijventerrein, waar het onderstation in bevindt, ligt noordoostelijk van de kern Borculo en maakt deel uit van een groter bedrijventerrein. Het plangebied wordt in het zuidwesten begrensd door de ecologische verbindingszone De Berkel. De Berkel maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied wordt verder begrensd door de N315 (Neede-Ruurlo) in het zuidoosten en overige bedrijvigheid in het noorden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20170011-0100_0002.png"

Figuur 1.2 Plangebied, in rood omlijnd (Bron: PDOK Viewer)

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden drie bestemmingsplannen, namelijk:

Bestemmingsplan   Status  
Borculo, Bedrijventerreinen 2011   Onherroepelijk per 26 juni 2013  
Borculo, FrieslandCampina Domo 2013   Onherroepelijk per 18 september 2013  
Borculo, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2017-1   Onherroepelijk per 16 augustus 2017  

Tabel 1.1: Geldende bestemmingsplannen

1.4 Opzet bestemmingsplan en toelichting

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de gewenste ontwikkeling mogelijk en bestaat uit drie delen:

  • De Toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een perceel evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen en aanduidingen.
  • De Regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden;
  • Een Planverbeelding: met daarop aangegeven de bestemmingen van de gronden en de bijbehorende aanduidingen.

De opbouw van de plantoelichting van dit bestemmingsplan ziet er als volgt uit.

  • Hoofdstuk 2 beschrijft hoe de bestaande situatie eruit ziet, wat de beoogde ontwikkeling inhoudt en wat de toekomstige situatie in het plangebied zal zijn.
  • Hoofdstuk 3 gaat in op de relevante landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskaders die van toepassing zijn voor dit bestemmingsplan.
  • Hoofdstuk 4 beschrijft vervolgens de uitkomsten van de diverse milieuonderzoeken die zijn uitgevoerd en hoe deze in het bestemmingsplan zijn verwerkt.
  • Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opbouw van dit bestemmingsplan.
  • Hoofdstuk 6 beschrijft de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
  • Hoofdstuk 7 geeft een beschrijving van de wijze waarop inspraak en overleg plaatsvindt in het kader van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Historie plangebied

De bedrijventerreinen in Borculo zijn terreinen die zich na de Tweede Wereldoorlog aan weerszijden van de voormalige spoorlijn naar Neede hebben ontwikkeld. Vanuit het centrumgebied heeft deze ontwikkeling zich vooral noordoostwaarts uitgebreid. De bedrijventerreinen zijn zeer gemengde terreinen met veel verschillende soorten bedrijvigheid en op sommige locaties woningen. Het onderstation Borculo is gelegen op het bedrijventerrein Overberkel. Op het aanliggende bedrijventerrein (Lichtenhorst) is FrieslandCampina Domo nadrukkelijk aanwezig. Dit bedrijf kent een zeer groot oppervlak, samen met het distributiecentrum dat ten noorden van de fabriek ligt. Dit bedrijf is al decennialang in Borculo gevestigd en is de motor geweest voor de verdere ontwikkeling van de bedrijventerreinen. Vanaf halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw is de sprong over de Berkel gemaakt, met de uitgifte van het terrein Overberkel. Hier is ook het onderstation Borculo gelegen. Het onderstation verbindt de bedrijventerreinen aan het landelijk elektriciteitsnetwerk en voorziet enkele bedrijven direct van stroom, waaronder FrieslandCampina.

2.2 Functionele structuur

Het bedrijventerrein Overberkel kent een veelheid aan type bedrijven. Het gaat hierbij van kleinschalige en lichte bedrijven tot zeer grote bedrijven met een hoge milieucategorie. Naast de bedrijvenfunctie, komen ook enkele andere functies voor, zoals: detailhandel, bedrijfswoningen en een vakantieverblijf.

Voor het overige wordt het bedrijventerrein gekenmerkt door een sterk functionele indeling, gericht op een goede ontsluiting van de bedrijven met een orthogonale kavelstructuur. Het bedrijventerrein is aan de noord- en oostzijde verbonden met provinciale wegen, de Hekweg (N315) en de Nettelhorsterweg (N825). De Berkel vormt een duidelijke scheiding tussen het oude (Lichtenhorst) en het nieuwere deel (Overberkel). Via de brug in het Jonkerspad zijn de beide delen met elkaar verbonden.

Het onderstation ligt aan de Hesselinks Es 16, ten noorden van de Berkel, ten westen van de Hekweg (N315) aan de noord- en westzijde grenst het aan het bedrijventerrein Lichtehorst. Het onderstation is verbonden met twee hoogspanningsverbindingen die richting het oosten en westen lopen en hiermee het onderstation aansluiten op het landelijke elektriciteitsnetwerk.

Het plangebied bestaat uit het onderstation Borculo en levert onder andere stroom aan het omliggende bedrijventerrein. Een paar bedrijven zijn zelfs direct aangesloten op het onderstation, onder andere de WarmteKrachtCentrale Berkelcentrale en FrieslandCampina Domo. Dit is in verband met een grote stroombehoefte van deze bedrijven.
Het onderstationsterrein bestaat nu uit een centraal dienstgebouw, enkele transformatoren, schakelvelden, bliksempieken, wegen en hekwerken. Het onderstation Borculo is onbemand en wordt op afstand aangestuurd. Op het terrein zelf is ruimte voor parkeren als onderhoud noodzakelijk is. Het centraal dienstgebouw is het enige gebouw. De transformatoren hebben als doel om stroom te transformeren naar het benodigde niveau. De transformatoren staan buiten op het stationsterrein en worden aan drie zijden afgeschermd door scherfwanden. Ook de kabelvelden staan buiten op het stationsterrein en bestaan uit een verticale palenconstructie, waarop de elektrische componenten zijn geïnstalleerd.

2.3 Deelaspecten ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur wordt bepaald door de functionaliteit. Voor een bedrijventerrein is het vooral van belang dat het logisch is ingedeeld en dat sprake is van een goede ontsluiting. Met de ligging van twee provinciale wegen aan de randen is de bereikbaarheid goed te noemen. De interne ontsluitingsstructuur sluit logisch aan op de omliggende wegen.

De groen- en waterstructuur vormt een belangrijk element in de ruimtelijke structuur. De Berkel en het vele opgaande groen geven het gebied een aantrekkelijke uitstraling en zorgen ervoor dat de terreinen bij elkaar niet te grootschalig overkomen.

Een zeer dominant element vormt het complex van FrieslandCampina Domo. Het neemt, vooral inclusief het distributiecentrum, een zeer groot oppervlak in beslag en de hoofdbebouwing is nadrukkelijk aanwezig in de omgeving. Daarnaast zijn de hoge schoorstenen markant.

Hoofdstuk 3 Beleid

Het ruimtelijk beleid van Rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. Het beleidskader is opgenomen in Tabel 3.1, waarin beschreven staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan.

De conclusie is dat de voorgenomen activiteit past binnen de relevante (inter)nationale, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskaders.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Europees beleid  
Kaderrichtlijn Water (2000)   Instandhouding of verbetering van de chemische en ecologische toestand van water.   Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met de Europese eisen voor de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater.
Hiermee wordt voldaan aan wat in de Kaderrichtlijn Water is opgenomen.  
Verdrag van Valletta (Malta 1992)   Bescherming van het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt.   Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden.
Hiermee wordt voldaan aan hetgeen in het Verdrag van Valletta is opgenomen.  
Vogel- en Habitatrichtlijn   Instandhouding van soorten en hun leefgebieden.   Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met zowel de gebiedsbescherming als de soortenbescherming.
Hiermee wordt voldaan aan hetgeen in de Vogel- en Habitatrichtlijn is opgenomen.  
Rijksbeleid  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte   Een toekomstbestendige energievoorziening is van vitaal belang voor de Nederlandse economie. Daarin speelt leveringszekerheid van energie een cruciale rol.   De ontwikkeling vindt plaats ten behoeve van de leveringszekerheid van energie.  
Besluit m.e.r.   Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een m.e.r.-beoordeling). De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, staan genoemd in het Besluit milieueffectrapportage in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor m.e.r.-verplichtingen kunnen gelden.   Het voornemen is niet opgenomen in de C-lijst of D-lijst van het Besluit m.e.r. Er is dus geen m.e.r.-plicht.  
Wet natuurbescherming   Zwaar beschermingsregime voor de Natura 2000 gebieden en beschermde natuurmonumenten   In paragraaf 4.4 is de toetsing opgenomen aan de Wet natuurbescherming. Hieruit blijkt dat het voornemen voldoet aan hetgeen in de wet is opgenomen.  
  Bescherming van in het wild voorkomende planten en dieren.   Een toetsing aan de soortenbescherming is opgenomen in paragraaf 4.4. Hieruit blijkt dat wordt voldaan aan hetgeen in de wet is opgenomen.  
Natuurnetwerk Nederland (voormalige EHS)   Bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden, de ecologische ontwikkelingspotenties en de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren.   Een toetsing aan de eisen van NNN is opgenomen in paragraaf 4.4. Er zijn geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.  
Wet bodembescherming en (bijbehorend) Besluit Bodemkwaliteit   Wettelijke verplichting om informatie te verschaffen over de bodemkwaliteit om inzichtelijk te maken of er bodemverontreiniging is.   De locatie is verdacht op het voorkomen van bodemverontreinigingen. Verder bodemonderzoek is aanbevolen voor de uitvoeringsfase. De resultaten zijn opgenomen in paragraaf 4.6.  
Nationaal Bestuursakkoord Water   Toepassen van de watertoets, toepassen van de trits vasthouden-bergen-afvoeren en de trits schoonhouden-zuiveren- schoonmaken, bepalen van de wateropgave.   In overleg met Waterschap Rijn en IJssel is de Watertoets toegepast. Hieruit blijkt dat er sprake is van de verkorte watertoets en er geen eisen vanuit het Waterschap worden gesteld voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Hier wordt in paragraaf 4.7 nader op ingegaan.  
Waterwet (2009)   Regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.   De aanpassingen aan het onderstation zorgen voor een toename van verhard oppervlak. Hiervoor is geen compensatie nodig. Hier wordt in paragraaf 4.7 nader op ingegaan.  
Wet Geluidhinder   De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van ruimtelijke plannen aandacht te worden besteed aan het aspect geluid.   De geluidsemissie van het onderstation is getoetst aan het Activiteitenbesluit. De resultaten zijn opgenomen in paragraaf 4.2.  
Provinciaal en regionaal beleid  
Omgevingsvisie en -verordening (2014)   De Omgevingsvisie heeft twee hoofddoelen: 1. Het creëren van een duurzame economische structuur. 2. Borging van kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. De verordening bevat regels, passend bij de provinciale ambities en doelen zoals omschreven in de Omgevingsvisie.   Het optimaliseren van het elektriciteitsnetwerk past binnen de visie van de Provincie wat betreft het beheer en de ontwikkeling van bedrijventerreinen en kansen voor bestaande bedrijven.  
Waterschap Rijn en IJssel   Al sinds enige jaren wordt in ruimtelijke plannen aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de waterhuishouding. Hiervoor wordt de watertoets doorlopen waarbij de conclusies ten aanzien van alle wateraspecten in een waterparagraaf worden beschreven.   In paragraaf 4.7 is de watertoets voor het bestemmingsplan uitgevoerd. Conform artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening heeft er vooroverleg met het Waterschap plaatsgevonden.
In het kader van het vooroverleg is het Waterschap om advies gevraagd. De opmerkingen zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.  
Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012   De Achterhoekse gemeenten werken op het vlak van de ruimtelijke ordening samen in een intergemeentelijk overleg ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Als basis voor ruimtelijk beleid zijn er een aantal speerpunten voor de regio benoemd. Dat zijn: omgaan met de krimp, externe relaties, veranderingen in het landelijk gebied en de overstap naar duurzame energie.   De wijzigingen van het onderstation dragen bij aan de overstap naar duurzame energie.  
Gemeentelijk beleid      
Structuurvisie Berkelland 2025   De Structuurvisie Berkelland 2025 geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot het jaar 2025 weer. Het is een integrale visie die geldt voor het grondgebied van de hele gemeente.   De realisatie van het onderstation draagt bij aan de stimulans van het bestaande bedrijventerrein en de ondersteuning hiervan.  
Beleidsvisie Externe Veiligheid   De beleidsvisie externe veiligheid geeft het ambitieniveau van de gemeente aan. Het gaat daarbij in het bijzonder over het omgaan met de normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het ambitieniveau is afgestemd op het profiel van de gemeente Berkelland. Naast ruimte voor functies als landbouw, toerisme en wonen bestaat binnen de gemeente ook ruimte voor (industriële) bedrijvigheid.   Het voornemen is vanuit het aspect externe veiligheid planologisch aanvaardbaar.  
Omgevingsverordening bijzondere bomen en - groene structuren 2010   De Omgevingsverordening bijzondere bomen en - groene structuren 2010 heeft als doel om de houtopstanden in de gemeente Berkelland te beschermen en regels te stellen indien het kappen van houtopstanden noodzakelijk is.   Voor de houtopstanden op het onderstation geldt geen vergunning plicht, maar de te kappen houtopstanden moeten worden gecompenseerd. Dit op basis van de Omgevingsverordening bijzondere bomen en - groene structuren 2010.  

Tabel 3.1 Beleidskaders

Hoofdstuk 4 Onderzoek en uitvoerbaarheidsaspecten

4.1 Beoordeling m.e.r.-plicht

Besluit m.e.r.

In het kader van het bestemmingsplan voor het aanpassen van een secundair 20kV-station met hoogspanningstransformatoren is geen sprake is van een m.e.r.-plicht.

De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, staan genoemd in het Besluit milieueffectrapportage in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor m.e.r.-verplichtingen kunnen gelden. De bouw van een 20kV-station met hoogspanningstransformatoren staat niet genoemd in de C-lijst of D-lijst van het Besluit m.e.r.

Passende beoordeling

Een plan m.e.r. is verplicht als het plan kaders stelt voor activiteiten in het plangebied waarvoor volgens de Wet milieubeheer een project-m.e.r.(-beoordeling) is verplicht of de ontwikkelingen binnen het plan mogelijk tot significante gevolgen leiden voor Natura 2000-gebieden (en dus een passende beoordeling nodig is). Uit de uitgevoerde Quick scan ecolologie (Bijlage 2 Oplegnota Ecologie onderstation Borculo) blijkt dat er geen aanleiding is voor een passende beoordeling en het niet leidt tot het opstellen van een MER.

4.2 Geluid

Door de uitbreiding van het onderstation Borculo van Liander Infra N.V. verandert de geluidsemissie van het onderstation. Peutz B.V. (hierna Peutz) heeft onderzoek gedaan naar de geluidseffecten op nabij gelegen bedrijfswoningen en woningen (Bijlage 1 Akoestisch onderzoek onderstation Borculo).

Het station is aan te merken als type B inrichting op basis van het Activiteitenbesluit. Daarvoor gelden de standaard voorschriften uit het Activiteitenbesluit (geen vergunningplicht). Voor (bedrijfs)woningen gelegen op het bedrijventerrein geldt een grenswaarde van 55, 50 en 45 dB(A) op de gevel voor respectievelijk de dag-, de avond- en de nachtperiode. De bestaande transformatoren hebben een geluidvermogen van 81,8 dB(A).

Voor de nieuwe transformatoren is uitgegaan van een geluidvermogen van 79,5 dB(A) bij vollast en een geluidvermogen van 70 dB(A) bij nullast. Deze waarden zijn gebaseerd op de geluideisen die door

Liander Infra N.V. aan de leverancier van de transformatoren worden gesteld. Behalve het geluid van de transformatoren vinden geen activiteiten plaats op het station die geluid veroorzaken. Met behulp van akoestische rekenmodellen zijn de geluidseffecten voor de dag-, de avond- en de nachtperiode berekend. Alle berekeningen zijn uitgevoerd conform de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai', uitgave 1999. De geluidniveaus zijn berekend op de gevel van de meest nabij gesitueerde woningen op het bedrijventerrein (de punten 01 t/m 05) en de meest nabij gesitueerde woning buiten het bedrijventerrein (punt 06). De rekenpunten zijn weergegeven in Figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20170011-0100_0003.png"

Figuur 4.1 Rekenpunten geluidsonderzoek onderstation (Bron: Peutz, 2017, Akoestisch onderzoek met betrekking tot geprojecteerde uitbreidingen)

De berekeningen van Peutz tonen aan dat de grenswaarde van 45 dB(A) in de nachtperiode wordt overschreden in de huidige situatie. De bestaande trafo 1 is de maatgevende geluidbron. Ook in de situatie waarbij trafo 1 op nullast draait (en trafo 2 op 80%) is er nog sprake van een geringe overschrijding. De hoogste overschrijding treedt op bij de bedrijfswoning aan de Hesselinks Es 14a. De geluidniveaus bij woningen gelegen buiten het bedrijventerrein leiden in geen enkele situatie tot overschrijdingen van grenswaarden.
Na afronding van de werkzaamheden (het uit bedrijf nemen van de bestaande transformatoren en het plaatsen van de nieuwe transformatoren op een ander deel van het perceel), treedt een gunstigere akoestische situatie op. Het geluidsniveau neemt namelijk af, waarbij er geen overschrijdingen van de grenswaarden meer plaatsvinden op nabijgelegen (bedrijfs)woningen.

Vertaling naar het bestemmingsplan

Het uitgevoerde akoestisch onderzoek geeft geen aanleiding tot aanvullende regels voor het bestemmingsplan. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.3 Milieuzonering

Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaat men het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Op basis van gegevens van de gemeente is een bedrijvenlijst samengesteld waarop alle bedrijven die voorkomen op de bedrijventerreinen vermeld staan. Aan de verschillende bedrijven is een milieucategorie gekoppeld. Een milieucategorie geeft aan welke milieuhinder een bedrijf veroorzaakt en tot hoever deze milieuhinder reikt. Het betreft hier de milieuhinder van geluid, stof, geur, en/of externe veiligheid. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Het milieuaspect met de grootste afstand is maatgevend en bepaalt in welke milieucategorie een bedrijfstype wordt ingedeeld.

Als basis voor het toekennen van de milieucategorieën zijn de SBI-codes gebruikt zoals die zijn weergegeven in 'Bedrijven en milieuzonering', een uitgave van de VNG (2009). SBI-codes worden over het algemeen gebruikt voor het concreet invullen van milieuzonering. In 'Bedrijven en milieuzonering' wordt onderscheid gemaakt in onderstaande milieuzones:

Milieucategorie   Richtafstand t.o.v. rustig woongebied  
Categorie 1   10 meter  
Categorie 2   30 meter  
Categorie 3.1   50 meter  
Categorie 3.2   100 meter  
Categorie 4.1   200 meter  
Categorie 4.2   300 meter  
Categorie 5.2   500 meter  

Tabel 4.1: Richtafstanden milieucategorieën

Milieuzones algemeen

Op basis van de hiervoor genoemde milieucategorieën zijn de bedrijventerreinen opgedeeld in enkele zones. Daarbij is gekeken naar de afstand tot aan de omliggende gevoelige bestemmingen.

Met het opdelen van de bedrijventerreinen in verschillende zones wordt geregeld dat gevoelige bestemmingen zo min mogelijk overlast ondervinden van de aanwezige bedrijvigheid. Deze zogenaamde inwaartse zonering hanteert het principe dat in de zone die het dichtst bij de gevoelige bestemmingen ligt maximaal bedrijven toegelaten worden uit categorie 2. Bedrijven uit categorie 2 zijn over het algemeen goed inpasbaar nabij woonwijken. Deze eerste zone zal circa 30 meter breed zijn. Achter deze zone komt een zone te liggen waar bedrijven uit hogere categorieën toelaatbaar zijn.

De richtafstandenlijst van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden of zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. In de VNG brochure zijn, in het kader van een goede ruimtelijke ordening en gekoppeld aan het omgevingstype, milieunormen opgenomen, waaraan de feitelijke milieubelasting kan worden getoetst. Er wordt bij het toepassen van de afstanden een onderscheid gemaakt tussen afstanden met betrekking tot een 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Rustige woonwijk

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieuzonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Gemengd gebied

Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-uitgave ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Het systeem van richtafstanden gaat dus uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocaties en omgevingstype rustige woonwijk of gemengd gebied.

Milieuzonering onderstation Borculo

Het onderstation Borculo valt binnen categorie 3.2. Hiermee moet een afstand van 50 meter t.o.v. een rustig woongebied worden gerealiseerd, omdat het bedrijventerrein Borculo in het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerrein 2011 is aangemerkt als 'gemengd gebied'.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestaande bedrijventerrein en de inrichtingsgrens van het onderstation wijzigt niet. Hierdoor treedt er geen wijziging op ten opzichte van de vastgestelde milieuzoneringen uit het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerrein 2011.

Vertaling naar het bestemmingsplan

Het aspect milieuzonering blijft ongewijzigd ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerrein 2011.

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan

4.4 Ecologie

Om de uitbreiding van het onderstation mogelijk te maken, is het nodig een klein bosje te verwijderen. De gevolgen voor ecologie zijn onderzocht in een Quickscan Ecologie voor TenneT en een aanvullende oplegnota in opdracht van Liander Infra N.V. (zie Bijlage 2 Oplegnota Ecologie onderstation Borculo). In 2016 is een quickscan uitgevoerd, waarbij twee 150kV kabelverbindingen tussen het onderstation en de fabriek van FrieslandCampina zijn beoordeeld. De oplegnota is uitgevoerd door middel van een veldbezoek (19 oktober 2017) en literatuurstudie door Arcadis Nederland B.V. (hierna Arcadis).

De juridische bescherming van de Nederlandse natuur is in hoofdlijnen geregeld via twee sporen. Hierbij zijn het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de soort- en gebiedsbescherming, die per 1 januari 2017 zijn geregeld onder de Wet natuurbescherming, de belangrijke kaders. Een beoordeling van gebiedsbescherming in het kader van het Gelders Natuurnetwerk of voor Natura 2000-gebieden is reeds beoordeeld in de Quickscan voor TenneT. Gezien het om dezelfde locatie gaat is de reeds gemaakte beoordeling ook van toepassing voor de plaatsing van een secundair 20kV-gebouw en nieuwe transformatoren. Gebiedsbescherming is dan ook niet opnieuw getoetst. De memo gaat alleen in op de soortbescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20170011-0100_0004.jpg"

Figuur 4.2 Gelders Natuurnetwerk ter hoogte van het plangebied (Bron: www.kaarten.gelderland.nl)

Gelders Natuurnetwerk (GNN)

Het plangebied wordt begrensd door de Berkel. Deze maakt onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk (zie Figuur 4.2). In de Berkel en aan de oevers vinden echter geen werkzaamheden plaats. In de provincie Gelderland geldt geen externe werking. Toetsing op basis van dit beleidskader is daarom niet aan de orde.

Gebiedsbescherming

Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is het Stelkampsveld (Beekvliet) op een afstand van ruim 3,5 kilometer. Het gebied ligt aan de andere kant van Borculo, ten westen van het plangebied. Doordat enkel de stationsindeling wordt gewijzigd treedt er geen wijziging op in de potentiële stikstofuitstoot.
Het onderstation kent geen verkeersaantrekkende werking en bij het transformeren van stroom komt geen stikstofvrij. Hierdoor is een AERIUS-berekening voor de gebruiksfase niet noodzakelijk. Gelet op de afstand en de aard van de ingreep zijn negatieve effecten op Natura 2000-gebieden op voorhand uit te sluiten. Toetsing van de werkzaamheden aan het toetsingskader voor de Natura 2000-gebieden is daarom niet aan de orde.

Soortenbescherming

Op het terrein van het onderstation en in de directe omgeving daarvan kunnen beschermde soorten van de Wet natuurbescherming voorkomen. Het gaat alleen om algemeen voorkomende planten, zoogdieren en vogels. Tijdens een veldbezoek zijn op de locatie en in de directe omgeving geen strikt beschermde soorten, die vallen onder de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, waargenomen. Ze worden ook niet verwacht, doordat geschikt leefgebied hiervoor ontbreekt. Het terrein bestaat uit intensief beheerd grasland en verharding, waardoor ter hoogte van de geplande bebouwing geen geschikt leefgebied voor beschermde soorten aanwezig is. In het aanwezige bosje op het terrein zijn geen jaarrond beschermde vogelnesten aangetroffen en door de relatief jonge leeftijd van de bomen zijn ook geen holtes aanwezig.

Algemeen voorkomende soorten als haas, konijn, diverse muizensoorten, bruine kikker en gewone pad kunnen aanwezig zijn in het plangebied. Voor deze 'nationaal' beschermde soorten onder de Wet natuurbescherming geldt een algemene vrijstelling vanuit de provinciale verordening van de provincie Gelderland. Wel blijft de algemene zorgplicht voor deze soorten van toepassing.

Naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek zijn de onderstaande conclusies van toepassing op het voornemen van Liander Infra N.V.:

  • In het plangebied en de directe omgeving komen beschermde soorten van de Wet natuurbescherming voor. Het gaat echter alleen om algemeen voorkomende soorten, waarvoor in de provincie Gelderland een vrijstelling geldt.
  • Als er andere activiteiten gaan plaatsvinden dan de beschreven ingrepen, moeten ook deze ingrepen getoetst worden aan het wettelijke kader. De conclusies kunnen dan afwijken van de bovenstaande conclusies.

Vertaling naar het bestemmingsplan

De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot aanvullende regels. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

Voor het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2017-1 (150kV-leiding) is in 2017 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd door Arcadis in vrijwel hetzelfde plangebied als het voorliggend bestemmingsplan, zoals is onderbouwd door Arcadis in een oplegnota Archeologie (zie Bijlage 3 Oplegnota Archeologie 150kV-hoogspanningsstation). Daarin adviseert Arcadis om geen nader archeologisch onderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven voor ontwikkeling, met uitzondering van de buffer met betrekking tot vondst 1041736, zijnde Waarde - Archeologische Verwachting 2.

De werkzaamheden voor de aanpassingen aan het onderstation vallen volledig binnen het onderzoeksgebied van het eerder uitgevoerde bureauonderzoek, voor de aanleg van de 150kV verbinding tussen FrieslandCampina en het onderstation Borculo (Figuur 4.3). Die resultaten zijn nu opnieuw van toepassing en staan hieronder beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20170011-0100_0005.png"

Figuur 4.3 Het huidige plangebied en het plan- en onderzoeksgebied uit het eerder uitgevoerde bureauonderzoek

Het plangebied ligt ten noorden van het historische centrum van Borculo. De Berkel, die tegenwoordig grotendeels gekanaliseerd is doorkruist het plangebied. De zone maakt deel uit van een groot dekzandgebied dat zich strekt over de gehele Gelderse Achterhoek en daarbuiten, en is afgezet in Weichselien (120.000-13.000 jaar geleden).

De oudste sporen uit de directe omgeving van het plangebied komen uit het Neolithicum (Trechterbekercultuur), waaronder waarschijnlijk een vuurstenen bijl. Er zijn verder sporen aangetroffen uit het Laat Neolithicum, de Bronstijd en IJzertijd. Op de Hesselinks Es is ook een boerderij van 28 meter uit de Romeinse tijd opgegraven (Hulst en Buisman 1991).

Binnen de grenzen van het onderzoeksgebied bevindt zich één bekende vondstlocatie (objectnummer 1041736). Op deze plek is in 1966 (datum bij benadering) door een particulier een vuurstenen bijl ('Ovalbeil') gevonden met een datering in het Midden Neolithicum A tot het Laat Neolithicum B. Het betreft een geslepen vuurstenen bijl met een ovale doorsnede, gevonden op de noordelijke oever van de (nieuwe loop van de) Berkel naast de oude spoorbrug. Het is onduidelijk of de vondst een vindplaats vertegenwoordigt of dat het niet meer dan een losse vondst is. De vondstbuffer valt niet binnen het plangebied. In het onderzoeksgebied bevinden zich geen (beschermde) AMK-terreinen. Wel zijn er twee booronderzoeken uitgevoerd. Een booronderzoek trof een grotendeels verstoorde bodem aan en is niet vervolgd. Het andere booronderzoek, op het terrein van de FrieslandCampina fabriek, is gevolgd door proefsleuven waarbij een restgeul van een beek is aangetroffen, die actief moet zijn geweest tussen het 10de en 3de millennium voor Christus (Ytsma 2014, 26).

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Berkelland is te zien dat het plangebied geheel in groen terrein ligt met een lage verwachting voor nederzettingsterreinen, maar een hoge verwachting voor water gerelateerde vondsten. De buffer van de bovengenoemde vondst (1041736) raakt niet aan het plangebied van het onderstation.

Conclusies

Op basis van het bureauonderzoek is de verwachting dat er bij de grondroerende werkzaamheden bij het bouwen van het 20kV-gebouw geen archeologische resten verloren gaan. Voor het plangebied wordt geadviseerd geen nader archeologisch onderzoek uit te voeren.

Op basis van het bureauonderzoek kan niet worden uitgesloten dat er geen archeologische rest aanwezig zijn, die door grondwerkzaamheden worden verstoord. Voor de bescherming van deze archeologische waarden worden de bestaande dubbelbestemmingen vanuit het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerrein 2011 overgenomen in het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2017-2 (Hesselinks Es 16).

Als er bij graafwerkzaamheden (niet voorspelbare) toevalsvondsten worden aangetroffen, zoals bedoeld in paragraaf 7, artikel 53 van de Monumentenwet, moeten deze worden gemeld bij het Bevoegd Gezag.

Vertaling naar het bestemmingsplan

Op basis van het uitgevoerde archeologisch bureauonderzoek worden de archeologische dubbelbestemmingen van het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerrein 2011 gehandhaafd.

Voor de buffer voor vondst 1041736 is dat Waarde - Archeologische Verwachting 2. Voor de rest van het plangebied is het de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische Verwachting 3'.

4.6 Bodem

De aanpassingen aan het onderstation in Borculo geven aanleiding voor een historisch bodemonderzoek. Dit is in 2017 uitgevoerd door Arcadis, in opdracht van Liander Infra N.V., (zie Bijlage 4 Historisch bodemonderzoek onderstation Borculo). Het onderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5725. Het een bureauonderzoek is het voorkomen van verontreinigingen op en in de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie nagegaan. Daarbij is ook gekeken of binnen en/of aangrenzend aan het plangebied (bedrijfs-)activiteiten, opslag van brandstoffen in boven/ondergrondse tanks, dempingen, ophogingen en/of calamiteiten hebben plaatsgevonden en of er een aanleiding is asbest in de bodem te verwachten. Als laatste is een inventarisatie gedaan van de (relevante) bodemonderzoeken die op en in de nabijheid van het plangebied zijn uitgevoerd.

Bij het Provincieloket van de provincie Gelderland en de gemeente Berkelland is geen bodeminformatie beschikbaar van de onderzoekslocatie. Daarom zijn andere bronnen geraadpleegd: het Bodemloket, de Bodematlas Gelderland, de Bodemkwaliteitskaart van de regio Achterhoek en de asbestkansenkaart van de provincie Gelderland.

Volgens het Bodemloket bevinden zich een aantal verontreinigde (onderzochte) activiteiten in de nabijheid van het onderstation. Het is onbekend of deze nabij het onderzoeksgebied aanwezig zijn of zijn geweest. Het gaat om een brandstoftank, twee smeerolietanks en een stookolietank. Aanvullend daarop vermeld de Bodematlas dat de locatie potentieel verontreinigd is. Er is geen onderbouwende informatie aangetroffen met betrekking tot bovenstaande locatiegegevens. Ook wordt van het onderzoeksterrein geen melding gemaakt van beschikbare bodemrapporten. Ten oosten van de onderzoekslocatie zijn wel bodemonderzoeken uitgevoerd in het verleden. Het betreft een nazorgplan, een BOOT-onderzoek en een verkennend onderzoek conform NVN5740. Jaartallen worden niet vermeld en het is niet zeker dat deze onderzoeken binnen een relevante afstand van de onderzoekslocatie zijn uitgevoerd.

Op basis van de asbestkansenkaart van de provincie Gelderland kan worden gesteld dat op een afstand van circa 25 meter ten westen van de onderzoekslocatie, een kleine kans aanwezig is dat asbest wordt aangetroffen in de bodem (zie Figuur 4.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20170011-0100_0006.png"

Figuur 4.4 Asbestkansenkaart Provincie Gelderland

Uit het historisch onderzoek blijkt kortom het volgende:

  • Ter plaatse van het onderzoeksgebied bevindt zich een slootdemping.
  • Bij het Provincieloket Gelderland staat de locatie niet geregistreerd voor wat betreft de mogelijke aanwezigheid van een bodemverontreiniging en/of verdachte (historische) bedrijfsactiviteiten.
  • Volgens de website Bodemloket zijn mogelijk diverse opslagtanks op de onderzoekslocatie aanwezig en/of aanwezig geweest.
  • De locatie staat in Bodematlas Gelderland genoteerd als 'potentieel verontreinigd'.
  • Op een afstand van 25 meter van de onderzoekslocatie bestaat een kleine kans op het aantreffen van asbest.
  • Voor zover bekend is in het verleden geen bodemonderzoek uitgevoerd op de onderzoekslocatie.

Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de locatie verdacht is op het voorkomen van bodemverontreinigingen. Er wordt aanbevolen om met een bodemonderzoek inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie.

Conclusies

Gelet op het uitgevoerde onderzoek is het noodzakelijk om een feitelijk bodemonderzoek te verrichten voorafgaand aan de uitvoeringsfase. Het geadviseerde verkennend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd om na te gaan of de bodemkwaliteit geen verdere belemmering vormt voor het de gewenste planontwikkeling.

Vertaling naar het bestemmingsplan

De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot aanvullende regels. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.7 Waterparagraaf

Watertoets 

Sinds 1 november 2003 is het wettelijk geregeld dat in alle ruimtelijke plannen een watertoets moet worden uitgevoerd. Het doel van de Watertoets is om in een vroeg stadium waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar te maken en evenwichtig mee te nemen bij ruimtelijke plannen. Er wordt met name ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding en de beschrijving van de maatregelen die worden getroffen. Waterbeheerders worden in een vroeg stadium betrokken bij de planvorming om zo een duurzame omgang met hemel-, grond- en oppervlaktewater te waarborgen en "water" mee te laten wegen in het planproces. Het resultaat van de Watertoets van het Waterschap Rijn en IJssel is deze waterparagraaf.

Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarin met een serie vragen in beeld wordt gebracht welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
Veiligheid   1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee



Nee  
2



2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  
Nee

Nee

Nee  
2

1

1  
Wateroverlast
(oppervlaktewater)  
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee


Nee


Nee

Nee  
2


1


1

1  
Oppervlaktewaterkwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Nee
 
1  
Grondwateroverlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Nee


Nee

Nee

Nee  
1


1

1

1  
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja


Nee  
1


2  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee


Nee  
1


1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Ja

Nee

Nee


Nee  
2

2

1


1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee   2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  

Tabel 4.1: Watertoetstabel Waterschap Rijn & IJssel

Wateroverlast

In de huidige situatie ligt op de beoogde uitbreiding van het bouwvlak van het onderstation nog gras en staan er enkele bomen. Met de het uitbreiden van het bouwvlak van het onderstation verdwijnt een deel van deze begroeiing en is er dus een toename van het verhard oppervlak. Een toename in het verharde oppervlak resulteert in een versnelde afvoer van hemelwater. Als dit hemelwater niet vertraagd wordt afgevoerd, wordt het watersysteem zwaarder belast en het waterbezwaar naar benedenstroomse gebieden afgewenteld. Uitgangspunt is dat (nieuwe) ontwikkelingen minimaal hydrologisch neutraal zijn of een verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Conform de Handreiking Watertoetsprocedure van Waterschap Rijn en IJssel zijn berekeningen uitgevoerd van de benodigde hoeveelheid watercompensatie voor de uitbreiding van het station Borculo.

De toename van verhard oppervlakte is circa 433 m2. Dit ligt beneden de drempelwaarde van het Waterschap Rijn en Ijssel. Hierdoor is er geen verplichting voor het realiseren van watercompensatie.

Natte natuur

De Berkel heeft een natuurfunctie en is aangemerkt als Kaderrichtlijn Water (KRW) waterlichaam. De wijzigingen van het onderstation vinden plaats binnen het bestaande hekwerk, op voldoende afstand van de Berkel. Er zijn daarom geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden.

Inrichting en beheer

In het plangebied bevindt zich een oppervlaktewater in eigendom en beheer van het Waterschap Rijn en IJssel, namelijk de Berkel. De voorgenomen ontwikkelingen zijn geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van het watersysteem.

Vertaling bestemmingsplan

De watertoets geeft geen noodzaak voor het stellen van aanvullende regels aan het bestemmingsplan. Het aspect water vormt hiermee geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.8 Kabels en leidingen

Rond kabels en leidingen kan vanaf een bepaalde maat sprake zijn van beschermings- en/of veiligheidszones rondom kabels en leidingen. In het plangebied van dit bestemmingsplan liggen verschillende planologisch relevante leidingen.

Gasleiding

Op ongeveer 60 meter afstand buiten het plangebied ligt aan de noordzijde van het te plannen bouwwerk een gasleiding. Hier is sprake van beperkingen met betrekking tot de bouwhoogte en plaatsing van bouwwerken. De gasleiding ligt buiten het plangebied en op dermate grote afstand dat er geen gevolgen voor de gasleiding worden voorzien.

Hoogspanningsleiding 

Aan weerszijden van het onderstation lopen twee bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbindingen. De oostelijke bovengrondse hoogspanningsverbinding loopt vanaf het elektriciteitsdistributiebedrijf (onderstation) over de N315 (Hekweg) verder het buitengebied in. De westelijke hoogspanningsverbinding loopt over het bedrijventerrein richting het westen. De hoogspaningsverbinding aan de oostzijde van het bedrijf heeft een zakelijke rechtstrook van 35 meter. De hoogspaningsverbinding aan de westzijde heeft een zone van 45 meter.

Tevens komt aan de zuidzijde een ondergrondse hoogspanningsverbinding het onderstation binnen.

Binnen deze drie verbindingen zijn met dubbelbestemmingen, te weten 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en 'Leiding - Ondergrondse hoogspanningsverbinding' beperkingen opgenomen voor de bouwhoogte en plaatsing van bouwwerken binnen deze stroken. De geplande wijzigingen hebben geen gevolgen voor de hoogspanningsverbindingen.

Vertaling bestemmingsplan

Het bestemmingsplan behoeft geen aanpassingen, omdat de hoogspanningsverbindingen worden verankerd in het bestemmingsplan met de dubbelbestemmingen 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en 'Leiding - Ondergrondse hoogspanningsverbinding'.

4.9 Externe veiligheid

Er is geen sprake van vaststelling van een ruimtelijk besluit dat betrekking heeft op de gronden in de omgeving van een (niet) basisnetroute en die de bouw, vestiging of aanleg van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toelaat. Er worden met dit plan geen nieuwe kwetsbare bestemmingen mogelijk gemaakt. Een nadere verantwoording hoeft dan ook niet te worden opgesteld.

Op ongeveer 60 meter afstand buiten het plangebied ligt aan de noordzijde van het te plannen bouwwerk een gasleiding. Hier is sprake van beperkingen met betrekking tot de bouwhoogte en plaatsing van bouwwerken. De gasleiding ligt buiten het plangebied en op dermate grote afstand dat er geen gevolgen voor de gasleiding worden voorzien.

Het voornemen is vanuit het aspect externe veiligheid planologisch aanvaardbaar.

4.10 Luchtkwaliteit

Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan moet aangetoond worden dat wordt voldaan aan de wetgeving voor luchtkwaliteit. De relevante wetgeving is vastgelegd in titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Hieruit volgt dat een voorgenomen ontwikkeling inpasbaar is, indien wordt voldaan aan minstens één van de volgende vier gronden (artikel 5.16 uit de Wet milieubeheer):

  • Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
  • De luchtkwaliteit verslechtert (per saldo) niet door de planontwikkeling;
  • De bijdrage van het plan aan de luchtkwaliteit is 'niet in betekenende mate' (NIBM);
  • De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

De grootste intensiteit van verkeersbewegingen vindt plaats gedurende de aanlegfase. Naar verwachting is het aantal verkeersbewegingen in de aanlegfase dermate laag dat wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld in de Regeling niet in betekenende mate.

Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemene juridische opzet

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen", kortweg SVBP.

Verbeelding 

Op de (zowel analoge als digitale) verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling.

Bij de opzet van de verbeelding is de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen2012) als uitgangspunt gehanteerd. In de SVBP2012 zijn onder andere bestemmingscategorieën vastgelegd en zijn uniforme kleuren en aanduidingen beschreven. De aanduidingen hebben ook betrekking op wat er wel of niet is toegestaan of dienen voor de leesbaarheid van de verbeelding.

Regels 

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden.
Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het bestemmingsplan afwijkingsregels opgenomen. De bevoegdheid om af te wijken van bepaalde regels is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De uitvoering berust bij burgemeester en wethouders. Deze aanpassingen maken kleine afwijkingen mogelijk binnen de aan de grond toegekende bestemming.

5.2 Bestemmingen

De planregels van het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2017-2 (Hesselinks Es 16) bouwen voort op de systematiek van het op 11 september 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Borculo, Bedrijventerreinen 2011".

De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels.
  • Bestemmingsregels.
  • Algemene regels.
  • Overgangs- en slotregels.

In Hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.
In Hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de plankaart gegeven
bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkings- en specifieke gebruiksregels. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.
Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen wordt de voorkeur gegeven om deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

Artikelen 

Onderstaand wordt een nadere toelichting op de bestemmingsregels gegeven.

Bedrijventerrein
In de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn bedrijven toegestaan die zijn vermeld in 'Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten', die deel uitmaakt van de regels. Met aanduidingen op de verbeelding is bepaald welke categorie bedrijven waar is toegestaan (maximaal categorie 3.2). In de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn bij de diverse bedrijven voor de diverse milieufactoren, zoals geur, stof en geluid, afstandsmaten aangegeven. Het gaat daarbij om afstanden van bedrijven tot woonbebouwing die is gelegen in een "gemengd gebied" (of uiterlijk op de rand daarvan). Dit houdt in dat de afstanden die zijn genoemd ten aanzien van een "rustige woonwijk" met één stap kunnen worden verlaagd. Als zich een bedrijf voor vestiging aandient dat in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie valt dan ter plaatse is toegestaan, bijvoorbeeld in categorie 3.2, waar categorie 3.1 is toegestaan, dan kan dat bedrijf mogelijk toch worden ingepast. Via een afwijkingsbevoegdheid kan dat bedrijf worden toegestaan, mits het, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats als recht, in dit geval dus 3.1, zijn toegestaan. In de daartoe opgenomen procedure van ontheffing kan worden bezien of eventuele maatregelen mogelijk en toereikend zijn. Deze afwijkingsprocedure zal in de praktijk gelijk oplopen met de toetsingsprocedure van de beoogde bedrijfsactiviteiten in het kader van de Wet milieubeheer.

"Mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen" Wet geluidhinder

De vestiging van "mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen", in de zin van de Wet geluidhinder, is in dit gebied niet toegestaan. Dergelijke bedrijven zouden een te groot beslag leggen op de milieuruimte in het gebied en daarmee op de vestigingsmogelijkheden van andere bedrijven.

Wegen en andere bijbehorende voorzieningen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn naast bedrijfsvestigingen ook wegen met bijbehorende voorzieningen toegestaan, ter ontsluiting van de betreffende bedrijven. Tevens zijn fiets- en voetpaden, water, groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes e.d. toegestaan.

Bouwregels

Aan het bouwen van gebouwen op bedrijventerreinen zijn alleen die eisen aan de situering, oppervlakte en andere maatvoering gesteld, die nodig zijn om een ruimtelijk en planologisch verantwoorde invulling van het gebied te verkrijgen.

In dat kader moeten gebouwen binnen bouwvlakken worden gebouwd, op een bepaalde afstand tot wegen en tot een van de zijdelingse perceelsgrenzen.

Afwijken van bouwregels

Het bestemmingsplan bevat ontheffingsmogelijkheden voorr het bouwen van ondergeschikte gebouwen buiten het bouwvlak, de minimumafstanden tot perceelsgrenzen en de toegestane bouwhoogten.

Afwijken van de gebruiksregels

Er is een regeling opgenomen waarmee het bevoegd gezag af kan wijken van de gebruiksregels in die zin dat bedrijven die in een hogere milieucategorie vallen dan algemeen toelaatbaar is, toch toegelaten kunnen worden. Bevi-inrichtingen, vuurwerkinrichtingen en Wgh-inrichtingen zijn hiervan uitgezonderd. Voor die twee is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Waarde - Archeologische Verwachting

Voor de bestemmingen 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' geldt dat voor het bouwen in principe een onderzoeksrapport nodig is, dan wel andere informatie omtrent de archeologische situatie ter plekke moet worden overgelegd. Dit is niet het geval bij bouwwerken kleiner dan 1.000 m2, respectievelijk 5.000m2 en wanneer de ingreep minder diep reikt dan 30 cm onder het maaiveld. Voor de toelaatbaarheid van de vergunning is een advies van de archeoloog vereist. Verder kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.

Verder geldt voor diverse werkzaamheden een vergunningplicht. Ook hiervoor geldt dat een onderzoeksrapport dan wel andere goed bevonden informatie is vereist ter beoordeling van de toelaatbaarheid. De archeoloog wordt ook hier gehoord, zodat het bevoegd gezag zich een goed beeld kan vormen ten aanzien van de toelaatbaarheid van de ingreep. Ook aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.

5.3 Algemene overgangsregels

Anti-dubbeltelbepaling

Ingevolge het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) moet deze bepaling met deze formulering in de regels van een bestemmingsplan worden opgenomen.

Algemene bouwregels

Deze regel dient om maten en percentages die in het verleden legaal zijn gerealiseerd, maar die van het plan blijken af te wijken, als recht in het nieuwe plan toe te staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en niet als recht zijn toegestaan, maar slechts worden gedoogd. Deze bepaling versterkt de rechtszekerheid.

Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels zijn bepaalde vormen van gebruik expliciet als strijdig gebruik aangemerkt. In het kader van het gemeentelijk beleid betreffende dergelijke inrichtingen wordt vestiging daarvan in het onderhavige gebied niet wenselijk geacht en daarom ook niet toegestaan.

Er zijn in dit artikel tevens parkeernormen opgenomen.

Algemene aanduidingsregels

Voor de aanduiding 'geluidszone - industrie' geldt dat die gronden naast de andere aangewezen bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte.

Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen op de in dit artikel genoemde, relatief ondergeschikte punten afwijken van de bepalingen van het plan. Het gaat daarbij om het realiseren van nutsvoorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikte afwijkingen van diverse in het plan getrokken grenzen, het in beperkte mate afwijken van de diverse maten en percentages en het -onder voorwaarden- bouwen van antenne- en telecommasten.

Wijzigingsregels

Het plan bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee tijdens de looptijd van het plan, desgewenst grenzen tussen bestemmingen en grenzen van aanduidingen kunnen worden verschoven. Met deze wijzigingsmogelijkheid kan het plan ook in de toekomst op een goed controleerbare en doseerbare wijze flexibel worden gehouden. Voor bevi's en vuurwerkinrichtingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Overgangsregels

Ingevolge het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) moeten de overgangsregels met deze formulering in de regels van een bestemmingsplan worden opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Zoals in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen, moet voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan bij de voorbereiding hiervan een onderzoek worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.

6.1 Exploitatieplan

Een exploitatieplan is niet vereist, als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.

Dit bestemmingsplan maakt geen bouwplannen in de zin van de Grondexploitatiewet mogelijk. Het opstellen van een exploitatieplan of anterieure overeenkomst is dan ook niet aan de orde.

6.2 Kosten na aanleg en instandhouding

De kosten van de aanleg en instandhouding van een hoogspanningsvoorziening worden gedragen door Liander Infra N.V.. De leveringszekerheid is een wettelijke taak van Liander Infra N.V. op grond van de Elektriciteitswet 1998. Indien nut en noodzaak van een project zijn aangetoond kan Liandon de investeringskosten doorberekenen in de tarieven voor transport van elektriciteit.

De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee voldoende gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Algemeen

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Aangegeven is dat tussen de gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard (zienswijzenprocedure).

7.2 Vooroverleg

Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet het bestemmingsplan worden voorgelegd aan het waterschap en aan de diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan is op 27 november 2017 voorgelegd aan:

  • Provincie Gelderland
  • Waterschap Rijn en IJssel
  • TenneT TSO B.V.
  • Gasunie N.V.
  • Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland

Naar aanleiding hiervan zijn de volgende schriftelijke reacties ontvangen:

Provincie Gelderland

Van de hierboven genoemde instantie is geen schriftelijke reactie ontvangen. Wij gaan er vanuit dat zij instemmen met het aan hen verzonden voorontwerpbestemmingsplan.

Waterschap Rijn en IJssel

Van de genoemde instantie is een schriftelijke reactie ontvangen. De reactie van het Waterschap is verwerkt in deze plantoelichting.

TenneT TSO B.V.

Van de hierboven genoemde instantie is geen schriftelijke reactie ontvangen. Wij gaan er vanuit dat zij instemmen met het aan hen verzonden voorontwerpbestemmingsplan.

Gasunie N.V.

De Gasunie heeft het plan getoetst. Op grond van deze toetsing komen zij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens (grijze contour) van hun dichtst bij gelegen aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op deze planontwikkeling.

Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland

De veiligheidsregio kan zich vinden in de onderbouwing in de 'externe veiligheidsparagraaf' van de toelichting op het bestemmingsplan. Voor het aspect externe veiligheid kan wat dat aspect betreft het plan worden vastgesteld.

7.3 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggend geval is besloten om een voorontwerp bestemmingsplan voor 2 weken ter inzage te leggen. Het voorontwerp bestemmingsplan "Borculo, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2017-2 (Hesselinks Es 16)" heeft van 29 november tot en met 12 december 2017, ter inzage gelegen.

Tijdens deze termijn zijn geen mondelinge of schriftelijke reacties ontvangen.

7.4 Ontwerp

Het ontwerpbestemmingsplan "Borculo, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2017-2 (Hesselinks Es 16)" ligt van 24 januari tot en met 6 maart 2018 terinzage. Deze terinzagelegging is op 23 januari 2018 bekend gemaakt via publicaties in de Staatscourant en in 'BerkelBericht, onderdeel van het 'Achterhoek Nieuws'. Van deze bekendmaking is overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening mededeling gedaan aan de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de ruimtelijke ordening.

Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan "Borculo, Bedrijventerreinen 2011, herziening 2017-2 (Hesselinks Es 16)" kan iedereen zijn of haar zienswijze geven over dit plan.