direct naar inhoud van Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Buitengebied, Camping 't Hölterveld 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPBGB20110011-1000

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen voor mobiele kampeermiddelen, trekkershutten, groepsaccommodaties en groepsverblijven waarbij:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - trekkershutten" trekkershutten zijn toegestaan;
    • 2. er maximaal 60 kampeerplaatsen zijn toegestaan;
    • 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" een parkeerterrein is toegestaan;
  • b. de bestaande bedrijfswoning(en);
  • c. sanitaire voorzieningen;
  • d. daarbij behorende aan de bestemming ondergeschikte en ondersteunende dagrecreatieve voorzieningen en horeca;
  • e. landschappelijke inpassing;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, paden, verhardingen, tuinen en erven, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de tot "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken en trekkershutten, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte van recreatieve gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4 meter en 9 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van de recreatieve gebouwen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte zoals die in de bestaande situatie aanwezig is;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 meter en 9 meter;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³;
  • f. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen gehandhaafd blijven.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 150 m²;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan de bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • d. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer dan 25 meter bedragen;
  • e. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen gehandhaafd blijven.

4.2.3 Trekkershutten

Voor trekkershutten gelden de volgende regels:

  • a. trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - trekkershutten";
  • b. het aantal trekkershutten mag niet meer dan 5 bedragen;
  • c. de oppervlakte van één trekkershut mag niet meer bedragen dan 30 m²;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • f. de afstand van een trekkershut tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van informatie-, sport- en spelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1onder c voor het (eenmalig) vergroten van de oppervlakte met maximaal 15%, mits de vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van de recreatieve voorziening.

4.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 6 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van kampeermiddelen, bijbehorende bouwwerken, gastenverblijven, trekkershutten en groepsaccommodaties voor permanente bewoning of als tweede bedrijfswoning;
  • b. het toestaan en/of het gebruiken van stacaravans.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. er sprake is van mantelzorg;
  • b. er niet meer dan 80 m2 aan bijbehorende bouwwerken in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
  • c. nieuwbouw mogelijk is wanneer de aanwezige bedrijfswoning een kleinere inhoud heeft of krijgt dan 900 m³;
  • d. het bijbehorend bouwwerk aan de bedrijfswoning is aangebouwd, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  • e. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • f. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.

4.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.