direct naar inhoud van 4.1 Doelen en uitgangspunten plan
Plan: Buitengebied Berkelland 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPBGB2012-0100

4.1 Doelen en uitgangspunten plan

Voor het bestemmingsplan voor het Berkellandse buitengebied geldt de volgende hoofddoelstelling:

Het ontwikkelingsgerichte bestemmingsplan Buitengebied Berkelland 2012 richt zich op het behoud en waar mogelijk de ontwikkeling en versterking van de ruimtelijke en functionele kwaliteit van het plangebied. Het richt zich hierbij vooral op de kwaliteit voor aan het buitengebied gebonden functies (wonen, werken, landbouw, bos, natuur, landschap, recreatie en water), dit in samenhang met de dynamiek van die functies en van de aanwezige waarden.

De ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied wordt bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. De aanwezige landschappelijke waarden (cultuurhistorie, archeologie en monumenten) en natuurwaarden spelen hierbij een belangrijke rol. Daarbij houdt het bestemmingsplan rekening met ruimtelijk relevante water- en milieuaspecten. Ook gaat het in op de overige functies in het plangebied. Vaak is het planologisch beleid voor deze overige functies ondergeschikt aan de hoofdfuncties van het buitengebied.

De hoofddoelstelling is in het bestemmingsplan uitgewerkt in de volgende subdoelen:

  • 1. Landbouw: behoud en waar mogelijk versterking van de agrarische bedrijvigheid. Hierbij houdt het bestemmingsplan rekening met de aanwezige landbouw (agrarische bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling), landbouw met een neventak, verbrede landbouw en de plannen voor de reconstructie.
  • 2. Bos/Natuur: behoud en waar mogelijk versterking van de ecologische verscheidenheid. Het bestemmingsplan houdt rekening met de aanwezige soorten en met aanwezigheid en de realisatie/versterking van de aanwezige ecologische (hoofd)structuur (water, bosgebieden, natuurgebieden, landschapselementen).
  • 3. Landschap: behoud en waar mogelijk versterking van de landschappelijke identiteit en verscheidenheid, zowel visueel-ruimtelijk als cultuurhistorisch gezien. Het bestemmingsplan houdt hierbij rekening met de landschappelijke onderlegger van de verschillende (deel)gebieden.
  • 4. Archeologie/Cultuurhistorie: behoud en waar mogelijk verheldering van archeologische gebieden en cultuurhistorische structuren. Hierbij biedt het bestemmingsplan ook mogelijkheden voor herstel door ontwikkeling op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beschrijving.
  • 5. Recreatie: behoud en waar mogelijk versterking van de mogelijkheden voor recreatie en recreatief (mede)gebruik. Het bestemmingsplan gaat hierbij uit van de aanwezige toeristisch-recreatieve infrastructuur (paden, routes, bossen) en van het al vastgestelde beleid ('Beleef het in Berkelland').
  • 6. Water: behoud, herstel en ontwikkeling van het bestaande watersysteem. Bij dit doel houdt het bestemmingsplan rekening met het vasthouden en bergen van gebiedseigen water.

Voor het bereiken van de subdoelen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1. het scheiden (waar nodig) dan wel het verweven (waar mogelijk) van de verschillende functies in het buitengebied (wonen, werken, landbouw, bos, natuur en landschap, water, alsmede recreatie en toerisme);
  • 2. het voorkómen van een onevenredige toename van niet-agrarische functies en niet functioneel aan het buitengebied gebonden functies (wonen en werken) in het primair agrarisch gebied (goede zonering voor adequate benutting mogelijkheden voor Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) en Nieuwe Economische Dragers (NED);
  • 3. het behouden en waar mogelijk versterken van het landelijke karakter van het buitengebied, mede in relatie tot de functie als uitloopgebied voor extensieve recreatie;
  • 4. het behouden en versterken van aanwezige landschappelijke waarden en natuurwaarden binnen het plangebied;
  • 5. het zoveel mogelijk vasthouden van gebiedseigen water, het terugdringen van verdroging en het bereiken van de chemische en ecologische waterkwaliteit;
  • 6. het zoveel mogelijk rekening houden met milieuzoneringen/milieuzones en het bereiken van de algemene milieukwaliteit;
  • 7. ruimtelijke inrichting van oevers die bijdragen aan vasthouden van water en een betere waterkwaliteit.