Plan: | Eibergen, Bedrijventerreinen 2011 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1859.BPEBG20110004-1000 |
In het kader van de actualisatie van de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen is beoordeeld of sprake is van een m.e.r.-plicht. Hiervoor is een separate notitie opgesteld die is bijgevoegd als bijlage 1.
Conclusie van deze beoordeling is dat geen sprake is van een m.e.r.-plicht.
Rond kabels en leidingen kan vanaf een bepaalde maat sprake zijn van beschermings- en/of veiligheidszones rondom kabels en leidingen. In het plangebied van dit bestemmingsplan ligt een gasleiding en een persleiding voor de riolering.
Voor de gasleiding wordt verwezen naar paragraaf 4.6.1. Voor de persleiding is op de verbeelding en in de regels een zone rondom de leiding aangegeven waarbinnen beperkingen gelden voor het graven en bouwen.
De Wet bodembescherming stelt regels over de bodemkwaliteit en de (sanering) van vervuilde grond. Voor het bestemmingsplan moet duidelijk zijn dat een eventuele bodemverontreiniging de verwezenlijking van het plan niet in de weg staat. Omdat het voorliggend bestemmingsplan een actualisatie betreft van de huidige situatie en (vrijwel) geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is een beschrijving gegeven van de huidige kwaliteit op basis van de bodemkwaliteits- en bodemfunctiekaart van de gemeente Berkelland.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een notitie "Globale beschrijving bodemkwaliteit (per kern) opgesteld (zie bijlage 2).
Het beheersgebied van Berkelland is verdeeld is twee zones:
De bodemkwaliteitskaart is alleen van toepassing op locaties die (historisch) onverdacht zijn van bodemverontreiniging. Een bedrijventerrein kent veel verdachte activiteiten die een bodemverontreiniging kunnen veroorzaken. Het gevolg is dat de bodemkwaliteitskaart voor een bedrijventerrein niet gebruikt kan worden als bewijsmiddel voor een milieuhygiënische verklaring (bodemonderzoek). Voor iedere aanvraag om een bestemmingsplanwijziging moet maatwerk geleverd worden. In veel gevallen blijft het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk.
Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaat men het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Op basis van gegevens van de gemeente is een bedrijvenlijst samengesteld waarop alle bedrijven die voorkomen op de bedrijventerreinen vermeld staan. Aan de verschillende bedrijven is een milieucategorie gekoppeld. Een milieucategorie geeft aan welke milieuhinder een bedrijf veroorzaakt en tot hoever deze milieuhinder reikt. Het betreft hier de milieuhinder van geluid, stof, geur, en/of externe veiligheid. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Het milieuaspect met de grootste afstand is maatgevend en bepaalt in welke milieucategorie een bedrijfstype wordt ingedeeld.
Als basis voor het toekennen van de milieucategorieën zijn de SBI-codes gebruikt zoals die zijn weergegeven in 'Bedrijven en milieuzonering', een uitgave van de VNG (2009). SBI-codes worden over het algemeen gebruikt voor het concreet invullen van milieuzonering. In 'Bedrijven en milieuzonering' wordt onderscheid gemaakt in onderstaande milieuzones:
Milieucategorie | Richtafstand |
Categorie 1 | 10 meter |
Categorie 2 | 30 meter |
Categorie 3.1 | 50 meter |
Categorie 3.2 | 100 meter |
Categorie 4.1 | 200 meter |
Categorie 4.2 | 300 meter |
Milieuzones algemeen
Op basis van de hiervoor genoemde milieucategorieën zijn de bedrijventerreinen opgedeeld in enkele zones. Daarbij is gekeken naar de afstand tot aan de omliggende gevoelige bestemmingen en naar de milieuzonering zoals die is aangegeven in de vigerende bestemmingsplannen.
Met het opdelen van de bedrijventerreinen in verschillende zones wordt geregeld dat gevoelige bestemmingen zo min mogelijk overlast ondervinden van de aanwezige bedrijvigheid. Deze zogenaamde inwaartse zonering hanteert het principe dat in de zone die het dichtst bij de gevoelige bestemmingen ligt maximaal bedrijven toegelaten worden uit categorie 2. Bedrijven uit categorie 2 zijn over het algemeen goed inpasbaar nabij woonwijken. Deze eerste zone zal circa 30 meter breed zijn. Achter deze zone komt een zone te liggen waar bedrijven uit hogere categorieën toelaatbaar zijn.
De richtafstandenlijst van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden of zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. In de VNG brochure zijn, in het kader van een goede ruimtelijke ordening en gekoppeld aan het omgevingstype, milieunormen opgenomen, waaraan de feitelijke milieubelasting kan worden getoetst. Er kan bij het toepassen van de afstanden een onderscheid worden gemaakt tussen afstanden met betrekking tot een 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.
Rustige woonwijk
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieuzonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Gemengd gebied
Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-uitgave ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Het systeem van richtafstanden gaat dus uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocaties en omgevingstype rustige woonwijk of gemengd gebied.
Milieuzonering bedrijventerreinen Eibergen
Voor de bedrijventerreinen is er voor gekozen om daar waar mogelijk aan te sluiten bij de regeling in de vigerende bestemmingsplannen. Dit heeft tot gevolg dat op sommige locaties sprake is van een zonering op basis van een 'gemengd' gebied en op sommige locaties op basis van een 'rustig woongebied'. Deze keuze is gemaakt om de volgende redenen:
De nieuwe woonwijk aan de oostzijde van het terrein De Mors is aangemerkt als 'rustig woongebied'. Hier dienen bovengenoemde afstanden ten opzichte van gevoelige functies aangehouden te worden. Deze systematiek sluit niet aan bij de vigerende bestemmingsplannen. Dit heeft tot gevolg dat enkele bedrijven een specifieke aanduiding binnen de bestemming `Bedrijventerrein` hebben gekregen. Deze specifieke aanduiding regelt dat het betreffende bedrijf zijn huidige bedrijfsvoering mag voortzetten. Zodra het bedrijf stopt mag uitsluitend het huidige bedrijfstype of een bedrijfstype met een lagere milieucategorie terugkomen. Op deze manier wordt het huidige bedrijf niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering en wordt op termijn een sanering van het bedrijventerrein veiliggesteld.
In dit bestemmingsplan zijn voor de volgende bedrijven specifieke functieaanduidingen opgenomen voor het toestaan van een hogere milieucategorie:
Geen zonering rondom bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning is (vanzelfsprekend) geen gevoelig object in relatie tot het bedrijf waarbij die woning hoort. In dit bestemmingsplan zijn alleen de bestaande bedrijfswoningen als bedrijfswoning aangeduid, er worden in principe geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan.
Bedrijfswoningen van derden zijn evenals 'burgerwoningen' gevoelige objecten voor de bepaling van de milieuruimte van bedrijven en de toepassing van de milieuregelgeving. De aanwezigheid van dergelijke woningen betekent in principe een beperking van de milieuruimte van omliggende bedrijven.
In de praktijk liggen bedrijfswoningen op of grenzen ze direct aan gronden waar bedrijven in categorie 2 (30 m), 3.1 (50 m) en hoger reeds zijn gevestigd (maximaal 4.1). Aangenomen mag worden dat in de milieuvoorwaarden die aan de omliggende bedrijven zijn gesteld, al rekening is gehouden met die bedrijfswoningen van derden.
Strikte toepassing van de milieuzonering in het bestemmingsplan op de her en der aanwezige bedrijfswoningen zou betekenen dat rond vrijwel elke bedrijfswoning een zone categorie 1, vervolgens een zone categorie 2 enz. zou komen te liggen. Met daarbij als bepaling dat die zonering alleen geldt voor andere bedrijven dan het bedrijf waarbij de betreffende bedrijfswoning hoort. De aanwezigheid en situering van een bedrijfswoning op het ene bedrijfsperceel zou dan zonder meer bepalend zijn voor de milieuzonering / categorisering van het bedrijf / de bedrijven in de omgeving. Dat zou ertoe leiden dat op een bedrijventerrein met verspreid liggende bedrijfswoningen, de milieuruimte van bedrijven ernstig zou worden ingeperkt. Dat terwijl een bedrijventerrein nu juist dient om ruimte te bieden.
In de praktijk wordt echter de (relatieve) milieuhinder tussen bedrijven en bedrijfswoningen meestal als een bestaand gegeven, inherent aan het wonen op een bedrijventerrein, geaccepteerd, excessen natuurlijk daargelaten. Op de bedrijventerreinen in Eibergen komen geen bedrijfswoningen voor die in de huidige situatie ernstige milieuhinder ondervinden.
Aangezien dit bestemmingsplan in principe geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk maakt, is geen onderzoek gedaan naar het thema geluid. Ook zijn geen gevallen van ernstige hinder bekend.
Mocht sprake zijn van nieuwe ontwikkelingen dan zijn met name de volgende vervoersassen van belang in het kader van geluidsonderzoek: de Borculoseweg, de Groenloseweg en de Kiefteweg. Daarnaast dient de milieuzonering in acht te worden genomen, mits aangetoond kan worden dat de nieuwe gevoelige functie geen belemmeringen oplevert voor de bestaande bedrijven.
De milieudienst van de Regio Achterhoek heeft advies uitgebracht met betrekking tot de externe veiligheid. Dit advies is bijgevoegd als bijlage 3.
Binnen het plangebied is een aantal risicobronnen gevestigd. Aan de westkant van Eibergen lopen twee hogedruk aardgasleiding met de kenmerken N-569-82 en N-569-80. Ook is aan de Borculoseweg 48 in Eibergen een gasdruk meet- en regelsysteem gevestigd.
Uitsnede risicokaart Gelderland
Aan de oostzijde van Eibergen loopt een regionale weg, de N18 die Varsseveld met Enschede verbindt. Aan de N18 en op het industriegebied bevinden zich drie LPG tankstations met een invloedsgebied over de plangebieden heen. Het betreft de tankstations “Theo’s Tankshop”, Autobedrijf Berenpas en Brandoil. Voor één van deze tankstations, Brandoil, geldt dat de LPG-opslag recent is gesaneerd. De intrekkingsprocedure voor het LPG-gedeelte van de installatie loopt.
Verder ligt in de omgeving ten westen van De Jukkenbarg nog een zwembad met chlooropslag. Dit bedrijf ligt echter te ver van de plangebieden verwijderd om een bijdrage aan het groepsrisico te leveren. Ook het bedrijf Te Koppele ligt op het bedrijventerrein. Het heeft een buitenopslag van gasflessen met een totale inhoud van 12.000 liter. Dit bedrijf valt niet onder het besluit externe veiligheid inrichtingen omdat minder dan 10.000 kg netto gewicht aan gassen wordt opgeslagen in de buitenlucht. Voor dit onderdeel hoeft het groepsrisico dan ook niet gemotiveerd te worden. Wel wordt voor zover van toepassing aandacht besteed aan dit onderdeel.
De motivatie van risico’s in het bestemmingsplan beperkt zich tot de motivatie van het groepsrisico transport van de N18, de twee nog aanwezige LPG tankstations en de gasleidingen die het plangebied raken.
Met betrekking tot het plaatsgebonden risico is binnen het plangebied geen sprake van belemmeringen. De risicocontouren van het plaatsgebonden risico zijn op de plankaart vastgelegd en in de regels is hierover een bepaling opgenomen. Rondom de buisleidingen geldt een zone van 5 meter.
De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt voor geen van de risicobronnen overschreden. Vanuit het milieuonderwerp externe veiligheid zijn er geen belemmeringen om de bestemmingsplannen samen te voegen.
De regionale brandweer dient nog wel om advies te worden gevraagd omdat sprake is van hogedruk aardgasleidingen binnen het plangebied. Er is nog te weinig bekend om uitspraken te doen over domino-effecten.
Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan moet aangetoond worden dat wordt voldaan aan de wetgeving voor luchtkwaliteit. De relevante wetgeving is vastgelegd in titel 5.2 van de Wet milieubeheer, dikwijls de 'Wet luchtkwaliteit' genoemd. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een notitie "Luchtkwaliteit bedrijventerreinen gemeente Berkelland" opgesteld. Deze notitie is bijgevoegd als bijlage 4.
Uit de 'Wet luchtkwaliteit' volgt dat een voorgenomen ontwikkeling inpasbaar is, indien wordt voldaan aan minstens één van de volgende vier gronden (artikel 5.16 uit de Wet milieubeheer):
Bij de voorgenomen actualisatie van de bestemmingsplannen wordt voldaan aan de tweede grond: de luchtkwaliteit verslechtert niet door de planontwikkeling. Het nieuwe bestemmingsplan is namelijk conserverend van aard en biedt dus geen ruimte aan nieuwe ontwikkelingen. Dit betekent dat ten opzichte van de nu al bestemde situatie geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden die de luchtkwaliteit kunnen verslechteren. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee wettelijk inpasbaar op basis van artikel 5.16 lid 1b van de Wet milieubeheer.
In de notitie is eveneens inzichtelijk gemaakt wat de omvang van de verontreiniging is in de gemeente Berkelland.