direct naar inhoud van Artikel 5 Centrum
Plan: Eibergen, Centrum 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPEBG20110008-1000

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel met uitzondering van supermarkten;
  • b. de bestaande woningen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen op de verdieping niet meer dan het aangegeven aantal mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' uitsluitend woningen op de verdieping in de vorm van zorgwoningen zijn toegestaan;
  • c. horecabedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Lijst van horecabedrijven';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zaalaccommodatie', ook voor horeca in de vorm van zaalaccommodatie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', ook voor één supermarkt;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. dienstverlenende bedrijven met een baliefunctie;
  • h. bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 van de bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' en bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie van de ze 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' die bestaan op het tijdstip va inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

met daarbij behorende:

  • i. gebouwen, een (bedrijfs)woning daaronder niet begrepen met uitzondering van bedrijfswoningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • k. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • l. tuinen;
  • m. erven;
  • n. terreinen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • r. doeleinden van openbaar nut.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Centrum' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • c. de bestaande woningen mogen worden vergoot op de verdieping, dan wel op de begane grond op een afstand van minimaal 5 meter uit de voorgevel;
  • d. het bebouwingspercentage van het bouwvlak is 100%, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven;
  • e. de voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gebouwd in de bouwgrens ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter, de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • h. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen gehandhaafd blijven.
5.2.2 Parkeergarage

In aanvulling op het bepaalde in 5.2.1 mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - parkeergarage' een gebouw in de vorm van een ondergrondse parkeergarage worden gebouwd van maximaal één bouwlaag.

5.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen moeten minimaal 0,50 meter achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd en mogen worden gebouwd tot op de erfgrens;
  • b. overkappingen mogen maximaal 0,50 meter voor de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd en mogen worden gebouwd tot op de erfgrens;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een woning mag niet meer bedragen dan 100 m2 en 60% van de oppervlakte van het erf;
  • d. in afwijking van het bepaalde in 5.2.3, onder a tot en met c, mag één erker voor de voorgevel van de woning worden gebouwd, waarbij de diepte van de erker maximaal 1,50 meter mag bedragen. De bouwhoogte van de erker mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot maximaal 0,25 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat zij minimaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw blijft en zij voor plat afgedekte aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen maximaal 4 meter mag bedragen;
  • g. afwijking in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen gehandhaafd blijven.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. als het bouwwerk voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht, mag de bouwhoogte maximaal 1 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. lichtmasten en vlaggenmasten mogen een maximale bouwhoogte van 6 meter hebben.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie (in de omgeving);
  • c. de parkeersituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de externe veiligheid.
5.3.2 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in 31.1 genoemde voorbereidingsprocedure.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijken bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 en toestaan dat bedrijven in de categorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' dan wel bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2, met dien verstande dat:

  • a. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. vuurwerkinrichtingen niet zijn toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.
5.4.2 Afwegingskader

Een in 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie (in de omgeving);
  • c. de parkeersituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de externe veiligheid.