direct naar inhoud van 5.3 Bodemkwaliteit
Plan: Rietmolen, De Mölle 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPRML20110016-1000

5.3 Bodemkwaliteit

5.3.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan wordt bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Op de locatie van de sporthal is door Sigma Bouw & Milieu uit Emmen een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden in de navolgende subparagraaf behandeld.

Op de locatie van de enkele vrijstaande woning is in het kader van het bestemmingsplan “Rietmolen, Olland – Noord” destijds (oktober/november 2003) een bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van dit bodemonderzoek is destijds geconcludeerd dat er voor wat betreft de kwaliteit van de bodem geen milieuhygiënische belemmeringen of gebruiksbeperkingen met betrekking tot de ontwikkeling van de nieuwe wijk waren. Uit informatie van de gemeente Berkelland is gebleken dat er zich sindsdien geen wijzigen in het bodemgebruik hebben voorgedaan. Derhalve wordt geconcludeerd dat het destijds uitgevoerde bodemonderzoek nog actueel en bruikbaar is.

5.3.2 Verkennend bodemonderzoek locatie Sporthal
5.3.2.1 Algemeen

Op basis van de historische informatie uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie Het Olland nr. 1 in Rietmolen vanaf begin jaren ’80 als sporthal en gemeenschapshuis in gebruik is. Voor zover bekend hebben op de onderzoekslocatie geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden.

De onderzoekslocatie is in eerste aanleg als milieuhygiënisch "onverdacht" aangemerkt. Op basis van deze hypothese is het bodemonderzoek op de onderzoekslocatie uitgevoerd conform de bijbehorende onderzoeksstrategie, volgens NEN 5740, strategie voor onverdachte locaties (ONV).

De conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek worden hieronder behandeld. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.

5.3.2.2 Conclusies en aanbevelingen

Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend milieukundig bodemonderzoek worden de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan

Grond

Bovengrond (0.0-0.5 m-mv)

  • De bovengrond bevat plaatselijk puinsporen/-resten.
  • Bovengrondmengmonster MM1 (boring 1+7 t/m 12) bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.
  • Bovengrondmengmonster MM2 (boring 2 t/m 6+13) bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.

Ondergrond (1.1-2.0 m-mv)

Ondergrondmengmonster MM3 (boring 1+2+3) bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.

Grondwater

Peilbuis 1 (1.6-2.6 m-mv)

Het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 bevat een verhoogd gehalte barium (zware metalen) t.o.v. de streefwaarde. Het verhoogd gemeten gehalte barium (zware metalen) in het grondwater t.p.v. peilbuis 1 overschrijdt de tussenwaarde niet en geeft daardoor geen aanleiding tot het instellen van aanvullend onderzoek.

Toetsing hypothese

Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieukundig onverdacht aangemerkt.
Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. Het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie bevat plaatselijk verontreinigingen t.o.v. de streefwaarde. De plaatselijk verhoogd gemeten verontreinigingen overschrijden de tussenwaarde niet en geven daardoor geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.
De onderzoeksresultaten stemmen niet geheel overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese “onverdacht” dient formeel verworpen te worden. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er beïnvloeding van de bodemkwaliteit heeft plaatsgevonden. De vooraf gehanteerde hypothese is gezien de doelstelling van het onderzoek alsmede de bekende onderzoeksresultaten, echter voldoende om conclusies te verbinden betreffende de kwaliteit van de bodem t.p.v. de onderzoekslocatie.

Eindconclusie

Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen ten aanzien van de beoogde nieuwbouw van woningen op de onderzoekslocatie.