direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Neede, Woongebieden 2011, herziening 2015-1 (De Berg)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Vanaf 2006 is wooncorporatie ProWonen bezig met de uitvoering van het wijkplan voor de wijk "De Berg" in de kern Neede. Het wijkplan voorziet in groot onderhoud, sloop en nieuwbouw van woningen. In 2010 zijn de onderdelen van het wijkplan, indien nodig, verwerkt in een bestemmingsplanherziening. Deze bestemmingsplanherziening is vervolgens in 2012 integraal opgenomen in het bestemmingsplan "Neede, Woongebieden 2011".

Van de in totaal drie fasen zijn inmiddels de eerste twee fasen afgerond. Voor de laatste (derde) fase dienen een aantal wijzigingen worden doorgevoerd ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. De wijzigingen zijn beperkt in aard en omvang. Voor een uitgebreide beschrijving per onderdeel wordt verwezen naar paragraaf 3.2. Tevens dienen een aantal correcties uit eerdere fasen worden doorgevoerd. Met dit plan wordt, door planologische afname van het aantal woningen, geanticipeerd op de verwachte toekomstige krimp van het aantal huishoudens.

Samenvattend worden de volgende (planologische) wijzigingen doorgevoerd, namelijk:

  • een afname van 23 wooneenheden (waarvan 6 gestapelde wooneenheden);
  • enkele beperkte aanpassingen ten behoeve van groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, infrastructuur/ parkeerwegen en bouwvlakken.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de voorgenoemde wijzigingen. Hierbij zal worden aangetoond dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met 'een goede ruimtelijke ordening'.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied bestaat uit diverse plandelen en is gelegen in de wijk "De Berg" in de kern Neede. Deze wijk is aan westzijde van de kern gelegen, globaal tussen de Rondweg (N315), Borculoseweg en de Bergstraat. In figuur 1.1 is globaal de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Neede aangegeven met de rode contour. In figuur 1.2 is de ligging van de plandelen op wijkniveau weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0001.png"

Afbeelding 1.1: Ligging plangebied ten opzichte van de kern Neede (Bron: Opentopo)

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0002.png"

Afbeelding 1.2: Ligging van de planonderdelen op wijkniveau (Bron: ArcGIS)

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Neede, Woongebieden 2011, herziening 2015-1 (De Berg)" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr.: NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100) en een renvooi;
  • regels;
  • toelichting.


Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.4 Huidig planologisch regiem

De locaties zijn gelegen binnen de plangrens van het geldende bestemmingsplan "Neede, Woongebieden 2011". Het bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 juni 2012.

In paragraaf 3.2 wordt per onderdeel een beschrijving gegeven van de gewenste ontwikkeling, het geldend planologische kader beschreven en de aanpassingen die met dit bestemmingsplan worden doorgevoerd. Voor een beschrijving hiervan wordt verwezen naar paragraaf 3.2.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op een beschrijving van het plangebied en de omgeving.

Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving.

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van Rijk, provincie Gelderland en de gemeente Berkelland beschreven.

In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue.

Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische aspecten/planverantwoording, waarna in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het project wordt beschreven.

Hoofdstuk 8 gaat tot slot in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Het plangebied en omgeving

2.1.1 Neede

De dorpskern Neede ligt op de grens met de provincie Overijssel en de streek Twente aan de voet van de Needse Berg. Aan de zuidzijde grenst het Berkeldal. De doorgaande weg van Doetinchem via Ruurlo (N315) naar de Rijksweg N18 loopt noordelijk langs Neede.

De oorspronkelijke uitvalswegen van het dorp Neede zijn in de loop der tijd echte bebouwingslinten geworden. Dit is nog steeds erg karakteristiek voor de opbouw van Neede. Langs deze linten bevinden zich vaak nog oude boerderijen die verwijzen naar het agrarische verleden. Inmiddels zijn de karakteristieke boerderijen opgenomen in de omliggende woonomgeving. De oude kern (het centrum) en ook het oude buurtschap Ruwenhof zijn nog goed herkenbaar in de bebouwingsstructuur van Neede.

Neede is een dynamisch dorp. Het inkomensniveau en de woningvoorraad zijn vergelijkbaar met de andere kernen. Het Needse winkelcentrum biedt voldoende aanbod voor de dagelijkse boodschappen. In het coulisselandschap, rondom Neede is natuur aanwezig. Er is rust en voldoende mogelijkheden om te wandelen en te fietsen. Tenslotte heeft het dorp een bloeiend verenigingsleven met onder andere meerdere sport- en muziekverenigingen.

2.1.2 Plangebied en omgeving

Vanaf 2006 is wooncorporatie ProWonen bezig met de uitvoering van het wijkplan voor de wijk "De Berg" in de kern Neede. Het wijkplan voorzien in groot onderhoud, sloop en nieuwbouw van woningen. Gelet op de omvang van de opgave is de uitvoering opgedeeld in drie fasen in de periode van 2009 t/m 2017.

De huidige situatie verschilt per plandeel waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft. Enkele plandelen zijn al ontwikkeld en enkele zijn in ontwikkeling. Voor enkele plandelen dient de sloop nog plaats te vinden. In afbeelding 2.1 en 2.2 zijn luchtfoto's opgenomen van de plandelen. Daarbij moet in acht worden genomen dat deze luchtfoto niet de meest recente stand van zaken weergeeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0003.png"

Afbeelding 2.1: Luchtfoto van de kern Neede en omgeving (Bron: Provincie Gelderland)

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0004.png"

Afbeelding 2.2: Luchtfoto van de planonderdelen op wijkniveau (Bron: Provincie Gelderland)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

In 2006 is ProWonen gestart met het maken van een wijkplan voor De Berg in Neede. In de wijk staat niet alleen de leefbaarheid onder druk, maar ook de matige bouw- en woontechnische kwaliteit van de woningvoorraad laat te wensen over. Zowel voor de bewoners, ProWonen als de gemeente is het van belang dat De Berg weer een aantrekkelijke wijk wordt: een wijk met een goed imago, waarop de bewoners trots zijn en waarin het voor iedereen prettig wonen is. Met deze inzet wordt door de gemeente Berkelland en ProWonen gestreefd naar een wijk met kwaliteit en toekomstwaarde. Met oog voor de huidige karakteristieken van De Berg wordt het woningbezit aangepast op de toekomstige vraag. Ook wordt er geïnvesteerd in de openbare ruimte. De wijzigingen zijn beperkt in aard en omvang. In de volgende paragraaf wordt per onderdeel een beschrijving gegeven van de gewenste ontwikkeling, het geldend planologische kader beschreven en de aanpassingen die met dit bestemmingsplan worden doorgevoerd.

3.2 Beschrijving per planonderdeel

3.2.1 Dumasweg ong. (nabij nr. 33)

Omschrijving ontwikkeling

Het voorgenomen plan is om aan de westzijde van de Dumasweg 2 woningen te realiseren in de vorm van twee-aaneen of vrijstaand.

Geldend bestemmingsplan

Deze locatie is bestemd als 'Wonen'. Voor een uitsnede van het geldend bestemmingsplan wordt verwezen naar afbeelding 2.1. Het aantal woningen binnen het bouwvlak mag niet meer dan 3 bedragen, gelet op de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' die op de verbeelding is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0005.png"

Afbeelding 2.1: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: gemeente Berkelland)

Aanpassing bestemmingsplan

Realisatie van 2 woningen is reeds mogelijk op basis van het geldend bestemmingsplan. Om de afname van 1 woning op deze locatie ook daadwerkelijk te verzerkeren, wordt middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met een maximum van 2 op de verbeelding opgenomen. Opgemerkt wordt dat het bouwvlak ongewijzigd blijft.

3.2.2 Dumasweg e.o. (park)

Omschrijving ontwikkeling

Het voorgenomen plan om aan de Dumasweg en omgeving 12 grondgebonden en 6 appartementen te realiseren is niet meer aan de orde. Dit wordt gewijzigd in een blok van twee-aaneen gebouwde woningen. Het park wordt vergroot en de K.P. van der Veldestraat (erfontsluitingsweg) wordt verlengt tot aan de Dr. A. Th. Plantenstraat. Tevens worden aan de Mr. G. Groen van Prinstererstraat en de Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohmanstraat parkeerplaatsen gerealiseerd.

Geldend bestemmingsplan

Deze locatie is bestemd als 'Groen', 'Wonen', 'Wonen - Gestapeld' en 'Tuin'. Voor een uitsnede van het geldend bestemmingsplan wordt verwezen naar afbeelding 2.2. Totaal zijn 12 grondgebonden en 6 gestapelde wooneenheden toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0006.png"

Afbeelding 2.2: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: gemeente Berkelland)

Aanpassing bestemmingsplan

De bestemming 'Groen' wordt vergroot ter plaatse van het park. De bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - Gestapeld' en 'Tuin' worden grotendeels verwijderd. De parkeerhavens worden bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Op de hoek Dr. A. Th. Plantenstraat met de geplande infrastructuur wordt een bouwvlak voor 2 grondgebonden woningen geprojecteerd, gericht op de parkzijde. De afname van het aantal woningen betreft: 10 grondgebonden woningen en 6 appartementen.

3.2.3 Dumasweg ong. (naast nr. 6)

Omschrijving ontwikkeling

Het voorgenomen plan om aan de Dumasweg (naast nr. 6) een vrijstaande woning te realiseren is niet meer aan de orde. Ter plaatse is een bouwrecht voor één vrijstaande woning aanwezig. Dit bouwrecht zal niet worden geeffectueerd.

Geldend bestemmingsplan

Deze locatie is bestemd als 'Wonen'. Voor een uitsnede van het geldend bestemmingsplan wordt verwezen naar afbeelding 2.3. Het aantal woningen binnen het bouwvlak mag niet meer dan één bedragen, gelet op de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' die op de verbeelding is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0007.png"

Afbeelding 2.3: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: gemeente Berkelland)

Aanpassing bestemmingsplan

In dit plan wordt ter plaatse geen bouwvlak meer opgenomen. Dit om de afname van het aantal woningen, met één woning, ook daadwerkelijk te verzekeren. De bestemming 'Wonen' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' blijven ongewijzigd.

3.2.4 Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohmanstraat

Omschrijving ontwikkeling

Het voorgenomen plan betreft om aan de zuidzijde van de Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohmanstraat 24 woningen te realiseren ter vervanging van de 25 woningen. Het toegestane aantal van 24 twee-aaneengebouwde woningen wordt vastgesteld binnen het bestaande bouwvlak.

Geldend bestemmingsplan

Deze locatie is bestemd als 'Wonen' met de bouwaanduiding 'twee-aaneen'. Voor een uitsnede van het geldend bestemmingsplan wordt verwezen naar afbeelding 2.4. Het aantal woningen binnen het bouwvlak mag niet meer dan het bestaande aantal (25) bedragen, aangezien er geen aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0008.png"

Afbeelding 2.4: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: gemeente Berkelland)

Aanpassing bestemmingsplan

Herontwikkeling naar 24 grondgebonden twee-aaneengebouwde woningen binnen het bouwvlak past binnen de kaders van het geldend bestemmingsplan. Ten opzichte van het geldend bestemmingsplan wijzigd het woningtype niet. Om de afname van het aantal woningen, met 1 woning, ook daadwerkelijk te verzekeren wordt met dit plan een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met een maximum van 24 op de verbeelding opgenomen.

De maximale goot- en bouwhoogte worden voor alle woningen in dit deel hetzelfde, namelijk 6 en respectievelijk 10 meter. Opgemerkt wordt dat het bouwvlak ongewijzigd blijft.

3.2.5 Mr. J.R. Thorbeckestraat

Omschrijving ontwikkeling

Het voorgenomen plan is om aan de zuidzijde van de Mr. J.R. Thorbeckestraat 4 woningen te realiseren in de vorm van twee blokken twee-aaneen.

Geldend bestemmingsplan

Deze locatie is bestemd als 'Wonen'. Voor een uitsnede van het geldend bestemmingsplan wordt verwezen naar afbeelding 2.5. Het aantal woningen binnen het bouwvlak mag niet meer dan 3 bedragen, gelet op de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' die op de verbeelding is opgenomen. Vooruitlopend op dit plan is via een omgevingsvergunning (NL.IMRO.1859.OVNDE20150002-0100) afgeweken van het geldend bestemmingsplan een bouwplan voor 4 woningen reeds verleend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0009.png"

Afbeelding 2.5: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: gemeente Berkelland)

Aanpassing bestemmingsplan

Realisatie van 4 woningen is reeds mogelijk op basis van de verleende omgevingsvergunning. Om de toevoeging van 1 woning op deze locatie ook daadwerkelijk planologisch in te passen, wordt middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met een maximum van 4 op de verbeelding opgenomen. Opgemerkt wordt dat het bouwvlak ongewijzigd blijft.

3.2.6 Hoek Rutgerinkdijk - Dr. A. Th. Plantenstraat

Omschrijving ontwikkeling

Het toegestane aantal woningen binnen het bestaande bouwvlak wijzigt van 7 naar 6 woningen. Langs de Dr. A. Th. Plantenstraat en de Mr. Groen van Prinsterestraat is een aantal openbare parkeerplaatsen gepland.

Geldend bestemmingsplan

Deze locatie is bestemd als 'Wonen'. Voor een uitsnede van het geldend bestemmingsplan wordt verwezen naar afbeelding 2.6. Het aantal woningen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. In dit geval zijn 7 woningen toegestaan. Ter plaatse van de beoogde parkeerplaatsen is de bestemming 'Tuin' aanwezig, waarbinnen openbare parkeerplaatsen niet zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0010.png"

Afbeelding 2.6: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: gemeente Berkelland)

Aanpassing bestemmingsplan

Herontwikkeling naar 6 woningen binnen het bouwvlak past het geldend bestemmingsplan. Om de afname van het aantal woningen, met 1 woning, ook daadwerkelijk te verzekeren wordt met dit plan een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met een maximum van 6 op de verbeelding opgenomen. Opgemerkt wordt dat het bouwvlak ongewijzigd blijft. De locaties van de beoogde parkeerplaatsen worden bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

3.2.7 Hoek Rutgerinkdijk - H. ten Broekestraat

Omschrijving ontwikkeling

Het voorgenomen plan is op de hoek Rutgerinkdijk - H. ten Broekestraat 4 woningen te realiseren, in de vorm van twee blokken van twee-aaneen. Langs de H. ten Broekestraat is een aantal openbare parkeerplaatsen gepland.

Geldend bestemmingsplan

Deze locatie ter plaatse van de woningbouw zijn de gronden bestemd als 'Wonen' en ter plaatse van de parkeerhaven als 'Tuin'. Voor een uitsnede van het geldend bestemmingsplan wordt verwezen naar afbeelding 2.7. Het aantal woningen binnen het bouwvlak mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen, aangezien er geen aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0011.png"

Afbeelding 2.7: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: gemeente Berkelland)

Aanpassing bestemmingsplan

Realisatie van 4 woningen past qua aantal binnen het geldend plan, aangezien in de huidige situatie ook 4 woningen aanwezig zijn. Echter wordt bij herontwikkeling het blok van 2 woningen op de hoek gedraaid en daarmee met de voorgevel gericht op de Rutgerinkdijk. Opgemerkt wordt dat het bouwvlak enigszins wordt verdraaid, waarbij een deel bouwvlak vervalt en een deel bouwvlak wordt toegevoegd. De 4 woningen zullen met de voorgevel gericht zijn op de Rutgerinkdijk. De parkeerhaven worden bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

3.2.8 Dr. H.J.A.M. Schaepmansplein

Omschrijving ontwikkeling

Het toegestane aantal woningen binnen het bestaande bouwvlak wijzigt van 4 naar 3 woningen, in de vorm van 1 blok twee-aaneen en 1 vrijstaande woning.

Geldend bestemmingsplan

Deze locatie is bestemd als 'Wonen'. Voor een uitsnede van het geldend bestemmingsplan wordt verwezen naar afbeelding 2.8. Het aantal woningen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. In dit geval zijn 4 woningen toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0012.png"

Afbeelding 2.8: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: gemeente Berkelland)

Aanpassing bestemmingsplan

Herontwikkeling naar 3 woningen (1 blok twee-aaneen en 1 vrijstaand) binnen het bouwvlak past het geldend bestemmingsplan. Om de afname van het aantal woningen, met 1 woning, ook daadwerkelijk te verzekeren wordt met dit plan een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met een maximum van 3 op de verbeelding opgenomen. Opgemerkt wordt dat het bouwvlak ongewijzigd blijft.

3.2.9 Bonkertskamp

Omschrijving ontwikkeling

Het voorgenomen plan is om zowel aan de noordzijde van de weg als aan de zuidzijde 9 woningen te realiseren. Tevens wordt een parkeerweg met parkeerterrein aan de noordzijde van de weg toegevoegd.

Geldend bestemmingsplan

Deze locatie is bestemd als 'Wonen' en voor een klein deel 'Tuin'. Voor een uitsnede van het geldend bestemmingsplan wordt verwezen naar afbeelding 2.9. Het aantal woningen binnen het bouwvlak mag niet meer dan met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding is aangegeven. In het bouwvlak ten noorden van de weg zijn 10 woningen toegestaan en ten zuiden van de weg 11 woningen. Tevens geldt door middel van de maatvoeringsaanduiding een maximale goot- en bouwhoogte van 4,5 en 10 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0013.png"

Afbeelding 2.9: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: gemeente Berkelland)

Aanpassing bestemmingsplan

Herontwikkeling naar 9 woningen binnen beide bouwvlakken past binnen het geldend bestemmingsplan. Om de afname van het aantal woningen, met totaal 3, ook daadwerkelijk te verzekeren wordt met dit plan twee aanduidingen 'maximum aantal wooneenheden' met een maximum van 9 op de verbeelding opgenomen. Opgemerkt wordt dat het bouwvlak aan de noordzijde van de weg geknipt wordt ten behoeve van de parkeerweg. De maximale goot- en bouwhoogtes van 4,5 en 10 blijven ongewijzigd.

Conform de systematiek van het geldend bestemmingsplan worden de openbare parkeerwegen opgenomen in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

3.3 Resumé

Samenvattend worden de volgende (planologische) wijzigingen doorgevoerd, namelijk:

  • een afname van 23 wooneenheden (waarvan 6 gestapelde wooneenheden);
  • enkele beperkte aanpassingen ten behoeve van groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, infrastructuur/ parkeerwegen en bouwvlakken.

 

Hoofdstuk 4 Inventarisatie van het geldend beleid

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
4.1.1.1 Algemeen

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

4.1.1.2 Rijksdoelen en regionale opgaven

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) is als Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) direct gekoppeld aan de SVIR. In het Barro is concreet aangegeven welke nationale belangen geborgd worden in bestemmingsplannen en andere plannen van de overheden.

4.1.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0014.png"

Afbeelding 4.1: Ladder voor duurzame verstedelijking (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

Eerst moet worden bezien of de Ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is. Dat hangt af van de vraag of wordt voorzien in een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'.

Stedelijke ontwikkeling

Het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’ wordt in Bro 1.1.1. als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

In 2010 zijn de onderdelen van het wijkplan, indien nodig, verwerkt in een bestemmingsplanherziening. Deze bestemmingsplanherziening is vervolgens in 2012 integraal opgenomen in het geldend bestemmingsplan "Neede, Woongebieden 2011", dat in juni 2012 is vastgesteld. Het geldend bestemmingsplan is ten aanzien van woningbouwaantallen conserverend van aard.

Met dit plan wordt, door planologische afname van 23 wooneenheden, geanticipeerd op de verwachte toekomstige krimp van het aantal huishoudens. Door ProWonen is de actuele behoefte aan het voorgestelde programma voldoende in beeld. Verdere verdunning is niet mogelijk. Dit vanwege het feit dat voor bestaande bewoners voldoende (vervangende) huisvestingsmogelijkheden aanwezig dienen te zijn.

Resumerend wordt gesteld dat gelet op de aard en omvang van de planologische wijziging geen sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' in de zin van artikel 1.1.1 Bro. Een nadere toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking kan dan ook achterwege blijven.

4.1.2 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid

Met het plan worden geen rijksbelangen geraakt. De SVIR staat dit bestemmingsplan niet in de weg. Tevens kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1. van het Bro, zodat de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is. Het rijksbeleid vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
4.2.1.1 Algemeen

De provincie Gelderland heeft een nieuwe integraal provinciaal beleidsplan, de Omgevingsvisie Gelderland. De Provinciale Staten van Gelderland heeft de Omgevingsvisie op 9 juli 2014 vastgesteld.

In de Omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:

  • een duurzame economische structuurversterking;
  • het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

Deze doelen versterken elkaar en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is meer dan een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In deze Omgevingsvisie staat het 'fysieke' in de leefomgeving centraal. Tegelijk zit er een sterke 'sociale' component aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied.

4.2.1.2 Achterhoek

De Achterhoek is een regio met veel kwaliteiten en waarden:

  • een mooi landschap;
  • veel natuurschoon;
  • mooie steden en dorpen;
  • een grote onderlinge betrokkenheid (naoberschap);
  • een hoge arbeidsmoraal;
  • bescheidenheid.

4.2.1.3 Wonen

De provincie en haar partners streven er samen naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. De Achterhoekse gemeenteraden hebben de Regionale woonvisie Achterhoek 2010-2020 vastgesteld. In de eerste evaluatie van deze woonvisie zijn aanbevelingen en actiepunten geformuleerd waarmee gemeenten, corporaties en de provincie de komende jaren (verder) aan de slag gaan.

In de Regionale Woonagenda agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De provincie is een van de partijen. Het traject kent in de Achterhoek uitdagingen zoals:

  • faseverschillen tussen gemeenten;
  • de verhouding lokaal versus regionaal;
  • de aansluiting op de agenda 2020;
  • het betrekken van de drie O's (ondernemers, organisaties en overheden).

In de Achterhoek zijn de gevolgen van de demografische ontwikkelingen goed merkbaar. De regio heeft bij het Rijk de status van 'anticipeerregio'. Bevolkingsgroei vindt nog mondjesmaat plaats. In de meeste gemeenten is al sprake van bevolkingsdaling (krimp). Er is nog beperkt vraag naar groei van de woningvoorraad, hoofdzakelijk vanwege de afname van het gemiddeld aantal personen per huishouden.

Het inzicht groeit dat, om vraag en aanbod met elkaar in balans te brengen en houden, op termijn een vorm van strategisch voorraadbeheer nodig is. Dit beheer is gericht op alle woningen binnen een gemeente en liefst afgestemd met de regio. Dit vraagt om kennis van de kansen en mogelijkheden voor:

  • aanpassing van de bestaande voorraad;
  • sloop met vervangende nieuwbouw;
  • verdunning;
  • functieverandering van bestaand vastgoed.

Op basis van deze kennis kan de meest geschikte locatie bepaald worden voor:

  • eventuele nieuwbouw;
  • het benutten van mogelijkheden in de bestaande voorraad;
  • functieverandering.
4.2.1.4 Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.

Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

4.2.1.5 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie Gelderland

Met het opstellen van wijkplan De Berg door ProWonen wordt bijgedragen aan de provinciale doelstellingen. Aan de bestaande voorraad wordt groot onderhoud gepleegd. Daarnaast worden een aantal woningen, onder meer vanwege bouwtechnische staat, gesloopt. Ter plaatse van de gesloopte woningen wordt nieuwbouw gerealiseerd. Op een aantal locaties worden minder woningen teruggebouwd dan voorzien (verdunning). Met dit bestemmingsplan wordt het maximum aantal woningen per locatie aangepast. Tevens wordt enkele beperkte aanpassingen doorgevoerd en worden planologische mogelijkheden voor gestapelde woningen verwijderd. Hiermee wordt voldaan aan de Omgevingsvisie Gelderland.

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

In artikel 2.2.1.1 van de Omgevingverordening Gelderland zijn de regels voor 'nieuwe woonlocaties' opgenomen. Aangezien het in dit geval gaat om een planologische afname van de aantal wooneenheden, wordt de ontwikkeling niet aangemerkt als 'nieuwe woonlocatie' en is een toetsing aan dit artikel niet aan de orde.

4.2.2.1 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland bevat geen artikelen die direct van toepassing zijn op onderhavige ontwikkeling. De Omgevingsverordening vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2.3 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3)
4.2.3.1 Algemeen

Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 12 januari 2010 het nieuwe 'Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3)' vastgesteld. Het doel van het KWP3 is om de woningvoorraad (het aanbod) zo goed mogelijk af te stemmen op de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte (de vraag).

In het Kwalitatief Woonprogramma gaat het nadrukkelijk niet alleen om de aantallen te bouwen woningen. Er is bij de inwoners een grote behoefte aan huurwoningen en woningen in het betaalbare segment. Daarom zijn ook afspraken gemaakt over de aantallen betaalbare woningen (sociale huur en koop). Er wordt bovendien rekening gehouden met een steeds groter wordende groep ouderen die het liefst zelfstandig wil blijven wonen. Verder zijn afspraken gemaakt over de verhouding koop-huur.

4.2.3.2 Afsprakenkader regio Achterhoek

Het KWP heeft tot doel het woningaanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de kwalitatieve woningbehoefte. Concreet betekent dit dat de ontwikkeltrajecten voor de regio Achterhoek gericht zijn op het aanpakken van de belangrijkste verschillen met de uit onderzoeken gebleken behoeften aan woningen (het referentiekader). De trajecten zijn het resultaat van de vergelijking van het referentiekader en de regionaal opgetelde woningbouwprogramma’s. Het gaat hierbij om de periode 2010 tot en met 2019.

De gemeenten, de woningcorporaties en de provincie hebben dit afsprakenkader onderschreven. Dit betekent dat elk van deze partijen hun besluiten op het gebied van wonen en woningbouw zullen nemen overeenkomstig de afspraken in dit KWP.

4.2.3.3 Toetsing van het initiatief aan het KWP3

In dit geval is er sprake van een (planologische) afname van wooneenheden. In totaal wordt het toegestane aantal woningen met 23 woningen (waaronder 6 gestapelde wooneenheden) teruggebracht. Het KWP3 staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.

4.2.4 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

De ontwikkeling is in overeenstemming met de provinciaal beleid zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Gelderland, de Omgevingsverordening Gelderland en het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Berkelland 2025
4.3.1.1 Algemeen

De raad heeft op 26 oktober 2010 de structuurvisie Berkelland 2025 vastgesteld. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid tot het jaar 2025 weer. Het is een integrale visie die geldt voor het grondgebied van de hele gemeente en richting geeft aan de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkeling van de gemeente. De visie geldt voor het grondgebied van de gemeente Berkelland. Onderdeel van de visie is een structuurvisieplankaart, zoals hierna weergegeven. Op deze kaart is het plangebied aangeduid als 'bestaand woongebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0015.png"

Afbeelding 4.2: Uitsnede structuurvisiekaart (Bron: gemeente Berkelland)

4.3.1.2 Wonen

Het behouden van de rust, de variatie en de kleinschaligheid van het woningaanbod is in de toekomst een uitgangspunt voor de gemeente. De gemeente Berkelland kenmerkt zich als gemeente waar diverse vormen van ruimtegebruik naast elkaar voorkomen. De vier hoofdkernen hebben daarbij ieder hun eigen kwaliteiten. Deze kwaliteiten worden verder versterkt.

Ontwikkelingen in de samenleving, zoals de toegenomen welvaart, individualisering, vergrijzing en gezinsverdunning hebben invloed op de woningbehoefte. Er is minder vraag naar appartementen, maar meer vraag naar grondgebonden woningen.

Ten aanzien van woningbouw heeft de gemeente Berkelland tot 2020 de volgende ambities:

  • Keuzemogelijkheden op de woningmarkt;
  • Betaalbare woningen voor lagere inkomens;
  • Voldoende aanbod aan welzijns- en zorgvoorzieningen in zelfgekozen omgeving;
  • Duurzaam bouwen;
  • Leefbare kernen en wijken met een goede ruimtelijke kwaliteit;
  • Woningbouw met zo min mogelijk beslag op ruimte buiten bebouwde kom;
  • Ruimte voor vernieuwende concepten.

Voor de ambitie ‘woningbouw met zo min mogelijk beslag op ruimte buiten de bebouwde kom’ geldt dat inbreiden zoveel mogelijk voor uitbreiden gaat. Inbreiden mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van bestaande wijken (groen, speelplekken, etc.). Woningbouw wordt geconcentreerd in de vier hoofdkernen.

4.3.1.3 Toetsing van het initiatief aan de Structuurvisie Berkelland 2025

In dit geval is er sprake van een (planologische) afname van wooneenheden. Tevens wordt op één locatie de planologische mogelijkheid voor gestapelde woningen verwijderd. In totaal wordt het toegestane aantal woningen met 23 woningen teruggebracht. De vervangende nieuwbouw van woningen binnen bestaand bebouwd gebied past goed binnen de ambities vanuit de Structuurvisie.

4.3.2 Woonvisie Berkelland (2007-2020)

De gemeenteraad van Berkelland heeft op 15 april 2008 de Woonvisie Berkelland vastgesteld. De woonvisie is het beleidskader voor het wonen met accenten voor de kernen en wijken van Berkelland. Het fungeert als richtsnoer voor corporaties en ontwikkelaars bij het ontwikkelen van hun woningbouwplannen. Het beleid in de woonvisie richt zich op:

  • keuzemogelijkheden op de woningmarkt;
  • betaalbare woningen voor lage inkomens;
  • voldoende welzijns- en zorgaanbod;
  • duurzaam bouwen, leefbaarheid, ruimtebeslag en vernieuwende concepten;
  • organiserend vermogen: uitvoering van beleid.

Inmiddels zijn nieuwe demografische ontwikkelingen bekend. Het hiervoor beschreven beleid in de Woonvisie is bijgesteld. In paragraaf 4.2.3 (Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019) zijn de gevolgen en het vernieuwde beleid hiervoor al beschreven. Dit bestemmingsplan voorziet in een afname van het aantal woningen, waarmee geanticipeerd wordt op de verwachte daling van het aantal huishoudens.

4.3.3 Conclusie toetsing aan gemeentelijk beleid

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de gemeentelijke beleidsuitgangspunten zoals verwoord in de in deze paragraaf behandelde beleidsambities.

Hoofdstuk 5 Onderzoek en uitvoerbaarheidsaspecten

5.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en water.

5.2 Geluid

5.2.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

5.2.2 Situatie plangebied
5.2.2.1 Railverkeerslawaai & industrielawaai

Railverkeerslawaai kan in dit geval buiten beschouwing gelaten aangezien de dichtstbijzijnde spoorweg op grote afstand is gelegen. In de nabijheid van het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen aanwezig. Industrielawaai wordt derhalve buiten beschouwing gelaten. De individuele invloed van omliggende functies wordt beschreven in paragraaf 5.6 (milieuzonering).

5.2.2.2 Wegverkeerslawaai

Op enkele locaties in voorliggend plan wordt voorzien in nieuwe geluidgevoelige objecten (woningen). Echter zijn de bouwmogelijkheden op basis van geldend bestemmingsplan reeds toereikend voor het bij recht bouwen van woningen. De bouwvlakken waarbinnen woningen gebouwd mogen worden, worden met dit plan verkleint of blijven ongewijzigd. Daarbij uitgezonderd de locatie op de Hoek Rutgerinkdijk - H. ten Broekestraat (zie paragraaf 3.2.7). Op die locatie wordt een bouwvlak beperkt gewijzigd. Het toegestane aantal woningen neemt niet toe en de afstand tot de weg, in vergelijking met het geldend bestemmingsplan, wordt niet verkleint.

Tevens wordt de K.P. van der Veldestraat (erfontsluitingsweg) verlengt tot aan de Dr. A. Th. Plantenstraat en wordt één parkeerweg toegevoegd aansluitend op de Bonkertskamp. De parkeerweg staat ten behoeve van de bereikbaarheid van de woonpercelen aan de achterzijde. Deze wegen behoren tot de 30 km/uur-zone waardoor er geen wettelijke zones voor deze wegen gelden. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt opgemerkt dat deze wegen uitsluitend ten dienste staan ten behoeve van bestemmingsverkeer ter plaatse.

Derhalve is een onderzoek inzake wegverkeerslawaai niet benodigd.

5.2.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de Wet geluidhinder geen belemmering vormt voor het plan.

5.3 Bodemkwaliteit

5.3.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht.

5.3.2 Situatie plangebied

Op enkele locaties in voorliggend plan wordt voorzien in nieuwe milieugevoelige objecten (woningen). Alle locaties voor de nieuwe woningen zijn in het geldend bestemmingsplan bestemd tot wonen. Daarmee wordt gesteld dat de gewenste bodemkwaliteit aanwezig is.

Op enkele locaties wordt de bestemming 'Wonen', 'Tuin' en/of 'Groen' omgezet naar de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', waarbij sprake is van een bestemming die in mindere mate gevoelig is voor de bodemkwaliteit. In het kader van dit plan is het daarom niet noodzakelijk een bodemonderzoek uit te voeren.

5.3.3 Conclusie

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.4 Luchtkwaliteit

5.4.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit. In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende besluiten en regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);

5.4.1.1 Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

5.4.1.2 Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

5.4.2 Situatie plangebied

De planologische aanpassingen zoals vervat in dit bestemmingsplan zullen leiden tot een afname van verkeersbewegingen. Daarom wordt dit project aangemerkt als een project dat ‘niet in betekenende mate bijdraagt’ aan de luchtverontreiniging. Tevens worden de toegestane functies niet aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.

5.4.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

5.5 Externe veiligheid

5.5.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Per 27 oktober 2004 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

5.5.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0016.png"

Afbeelding 5.1: Uitsnede risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl)

Weergegeven is dat zich in de omgeving van het plangebied een buisleiding van de Gasunie bevindt en enkele risicovolle inrichtingen. De invloedsgebieden en de belemmeringenstrook van de betreffende buisleiding reiken niet tot in het plangebied. Het opnemen van een dubbelbestemming voor wat betreft deze buisleidingen is dan ook niet aan de orde. Een nadere verantwoording van het groepsrisico dan wel plaatsgebonden risico is niet aan de orde.

5.5.3 Conclusie

Het voornemen is in overeenstemming met de wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

5.6 Milieuzonering

5.6.1 Algemeen

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het wijzigingsplan mogelijk is.

Hoewel de richtafstanden in VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' indicatief zijn, worden deze afstanden wel als harde eis gezien door de Raad van State bij de beoordeling of bedrijven op een passende afstand van woningen worden gesitueerd.

5.6.2 Gebiedstypen

In de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering” omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

Het gebied waarin het plangebied zich bevindt is aan te merken als een 'rustige woonwijk'.

5.6.3 Situatie plangebied

Zoals reeds hiervoor genoemd wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

    • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
    • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast.

De functie 'wonen' betreft evenals de overige bestemmingen geen milieubelastende activiteit voor de omgeving. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is dan ook geenszins sprake.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving. De functie 'wonen' betreft een milieugevoelige functie. De woonbestemming is uitsluitend toegekend aan de gronden die in het geldend plan een woonbestemming hebben verkregen. Derhalve leveren omliggende milieubelastende functies geen (extra) belemmering op voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

5.6.4 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

5.7 Ecologie

5.7.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Gelders natuurnetwerk en ontwikkelingszone. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

5.7.2 Gebiedsbescherming
5.7.2.1 Natura 2000-gebieden

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.

Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura-2000 gebied, het meest nabijgelegen gebied betreft het “Stelkampsveld”. Dit gebied ligt ten westen van Neede, op een afstand van circa 8 kilometer van het plangebied. Door de aard en omvang van de planologische wijziging en de onderlinge afstand zullen geen negatieve effecten optreden op de instandhoudingsdoelstellingen.

5.7.2.2 Gelders natuurnetwerk en ontwikkelingszone

Het Gelders natuur netwerk (GNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het GNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het GNN geldt het ‘nee, tenzij’- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPNDE20150003-0100_0017.png"

Afbeelding 5.2: Gelders Natuurnetwerk (Bron: provincie Gelderland)

Het plangebied is niet gelegen binnen het Gelders natuurnetwerk of groene ontwikkelingszone. Het dichtstbijzijnde gebied dat als zodanig is aangemerkt is gelegen op circa 500 meter van het plangebied. Door de aard en omvang van de planologische wijziging en de onderlinge afstand zullen geen negatieve effecten optreden op de kernkwaliteiten.

5.7.3 Soortenbescherming

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

Zoals is beschreven in paragraaf 3.2 passen vele ontwikkelingen binnen geldend bestemmingsplan, waardoor in een aantal plandelen reeds begonnen is met de herontwikkeling. In sommige gevallen betekent dit dat er reeds gesloopt is. In dat geval is de Flora- en faunawet betrokken in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit slopen.

In verband daarmee is een (veld)onderzoek of het aanvragen van een ontheffing op de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde.

Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.

5.7.4 Conclusie

Ecologische aspecten vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde aanpassingen zoals vervat in dit bestemmingsplan.

5.8 Archeologie & Cultuurhistorie

5.8.1 Archeologie
5.8.1.1 Algemeen

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), een wijziging op de Monumentenwet 1988, van kracht geworden. Deze wijziging van de wet heeft ervoor gezorgd dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

5.8.1.2 Situatie plangebied

Voor het behoud en bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, zijn afhankelijk van de verwachting verschillende dubbelbestemmingen opgenomen in het geldend bestemmingsplan.

Aan de dubbelbestemmingen is in de regels een omgevingsvergunningenstelsel gekoppeld met een onderzoeksgrens. Als bodemingrepen dieper gaan dan aangegeven diepte én de oppervlakte groter is dan de aangegeven oppervlakte, dan is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Bij voorliggende ontwikkeling zal per planonderdeel ten tijde van de omgevingsvergunning aanvraag worden beoordeeld of een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De onderzoeksgrenzen van de in dit plan opgenomen dubbelbestemmingen betreffen:

Dubbelbestemming:   Diepte:   Oppervlakte:  
Waarde - Archeologische Verwachting 1   0,40 m
 
100 m2  
Waarde - Archeologische Verwachting 3   0,30 m   2.500 m2  

Ter bescherming van deze eventueel aanwezige archeologische waarden zijn in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan deze dubbelbestemmingen overgenomen conform het geldend bestemmingsplan.

5.8.2 Cultuurhistorie
5.8.2.1 Algemeen

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

5.8.2.2 Situatie plangebied

Het plangebied zelf kent geen bijzondere cultuurhistorische waarden. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich tevens geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Gesteld wordt dat cultuurhistorie geen belemmering vormt voor onderliggend plan.

5.8.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht en er geen sprake is van negatieve effecten op cultuurhistorische waarden.

5.9 Waterparagraaf

5.9.1 Algemeen

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

5.9.2 Watertoets

Voor de in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling worden de effecten van de ontwikkeling per waterthema afgewogen. De relevante waterthema's worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en dienen vervolgens nader te worden toegelicht.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  

Nee
Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee  
Grondwateroverlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  

Nee

Nee
Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit
 
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  

Nee
Nee

Nee  
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?  
Nee  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  

Nee


Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee

Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  

Nee
Nee  
AANDACHTSTHEMA'S  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  

Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?  
Nee  

Aangezien geen van de vragen met 'ja' is beantwoord zijn er geen waterbelangen aan de orde. Nadere behandeling van wateraspecten is niet van belang.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

6.2 Opzet van de regels

6.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Dit bestemmingplan is opgesteld conform de normen van de SVBP 2012 (Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels uit het bestemmingsplan "Neede, Woongebieden 2011" zijn van toepassing en worden in de regels van dit bestemmingsplan dan ook onverkort van toepassing verklaard. Daarmee blijft een eenduidig planologisch regiem gelden ter plaatse.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.
6.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

Naast de voor dit bestemmingsplan benodigde begrippen, blijven de overige begrippen van bestemmingsplan "Neede, Woongebieden 2011" onverkort van toepassing.

De meetvoorschriften van bestemmingsplan "Neede, Woongebieden 2011" blijven onverkort van toepassing.

6.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen, zoals weergegeven op de verbeelding. In dit hoofdstuk en de daarin opgenomen artikelen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Wonen', 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' worden de bestemmingsregels van het bestemmingsplan "Neede, Woongebied 2011" van toepassing verklaard.

In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze bestemmingen is gekozen.

6.2.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Neede, Woongebied 2011" onverkort van toepassing verklaard.

6.2.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

6.3 Verantwoording van de regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.

Groen (Artikel 3)

Overeenkomstige de systematiek van het geldend bestemmingsplan zijn de grotere/ karakteristieke groenstroken bestemd tot 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn naast groenvoorzieningen, onder meer paden en verhardingen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water toegestaan. Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde (verlichtingsarmaturen en speelvoorzieningen geldt een bouwhoogte van maximaal 6 meter.

Tuin (Artikel 4)

Overeenkomstige de systematiek van het geldend bestemmingsplan zijn voortuinen behorende bij de woningen bestemd tot 'Tuin'. Binnen deze bestemming zijn naast tuinen, erkers, bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen zoals wegen, paden en parkeervoorzieningen toegestaan. Voor het bouwen van erkers zijn specifieke regels opgenomen. Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde (zoals erfafscheidingen) geldt een bouwhoogte van maximaal 1 meter.

Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 5)

Overeenkomstige de systematiek van het geldend bestemmingsplan zijn openbare 30km/uur-wegen bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Tevens is deze bestemming onder meer bedoeld voor wegen, straten, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen.

Wonen (Artikel 6)

De gronden binnen deze bestemming zijn onder meer bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met vrije beroepen, welke bij recht mogelijk zijn. Voorts zijn bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk, als burgemeester en wethouders besluiten om hiervoor bij een omgevingsvergunning af te wijken van het plan. Bedrijfsmatige activiteiten aan huis betreffen dus activiteiten welke niet onder de vrije beroepen worden geschaard maar waaraan toch onder voorwaarden medewerking kan worden verleend als aan de opgenomen criteria hiervoor wordt voldaan.

De bouwregels zijn onderverdeelt in:

  • hoofdgebouwen;
  • aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • ondergronds bouwen.

Om het maximum aantal woningen vast te leggen is per bouwvlak de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen. Hoofdgebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd. In principe gelden voor de hoofdgebouwen overal de maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter, tenzij middels de aanduiding anders is aangegeven.

In het "Neede, Woongebied 2011" is de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' opgenomen in de regels en op de verbeelding. Gelet op de SVBP2012 dient deze aanduiding worden beschreven als 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'. Dit wordt specifiek gewijzigd in de regels van dit plan in de bestemming 'Wonen'.

Waarde - Archeologische Verwachting 1 en 3 (Artikel 7 en 8)

In dit geval zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' opgenomen. De gronden met deze dubbelbestemmingen zijn mede bedoeld voor het behoud en de bescherming van de (te verwachten) archeologische waarden in de bodem. Middels een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden worden de te verwachten archeologische waarden in deze gronden beschermd.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het project is een gezamenlijk initiatief van de wooncorporatie Prowonen en de gemeente Berkelland. De financiële middelen hiervoor zijn beschikbaar.

Hiermee is de economische uitvoerbaarheid aangetoond. Ten aanzien van het vereiste van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening wordt het volgende opgemerkt. Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

In het voorliggende geval is een anterieure overeenkomst (d.d. 27 juni 2009) gesloten tussen wooncorporatie Prowonen en de gemeente Berkelland. Hierin is onder andere de bepaling opgenomen dat eventuele planschade voor rekening van ProWonen komt. Daarmee is het kostenverhaal voor de gemeente volledig verzekerd. Het vaststellen van een exploitatieplan kan achterwege blijven.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg

8.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Het Rijk geeft aan dat vooroverleg dan niet noodzakelijk is.

8.1.2 Provincie Gelderland

Omdat er in dit plan geen sprake is van een provinciaal belang, wordt het plan in het kader van het vooroverleg niet naar de provincie gestuurd.

8.1.3 Waterschap Rijn en IJssel

Vanuit de vragen van de watertoetstabel is gebleken dat er geen waterbelangen aan de orde zijn. Nader overleg met het waterschap is niet noodzakelijk.

8.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggend geval is besloten om een voorontwerp bestemmingsplan voor 4 weken ter inzage te leggen. Binnen de termijn zijn geen inspraakreacties ingediend.