direct naar inhoud van 4.1 Milieuaspecten
Plan: Borculo, Bedrijventerreinen 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPBCL20110003-1000

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Beoordeling m.e.r.-plicht

In het kader van de actualisatie van de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen is beoordeeld of sprake is van een m.e.r.-plicht. Hiervoor is een separate notitie opgesteld die is bijgevoegd als bijlage 1.

Conclusie van deze beoordeling is dat geen sprake is van een m.e.r.-plicht.

4.1.2 Kabels en leidingen

Rond kabels en leidingen kan vanaf een bepaalde maat sprake zijn van beschermings- en/of veiligheidszones rondom kabels en leidingen. In het plangebied van dit bestemmingsplan liggen verschillende planologisch relevante leidingen.

Hoogspanningsleiding
Langs de zuidrand van het bedrijventerrein Overberkel loopt evenwijdig aan de Berkel een 150 kV hoogspanningsverbinding. Deze hoogspanningsverbinding loopt via het elektriciteitsdistributiebedrijf (schakelstation) aan de Hekweg verder het buitengebied in. De leiding aan de oostzijde van het bedrijf heeft een zakelijke rechtsstrook van 35 meter. De leiding aan de westzijde heeft een zone van 45 meter.
Binnen deze strook is sprake van beperkingen met betrekking tot de bouwhoogte en plaatsing van bouwwerken.

Gastransportleidingen
In het plangebied liggen twee ondergrondse gastransportleidingen, bekend onder de naam N-569-84 en de A-529-04. De leidingen hebben een werkdruk van 40 en 66,2 bar. Aan weerszijden van beide leidingen dient een strook van 5 meter te worden vrijgehouden voor werkzaamheden van de leidingbeheerder. Voor meer informatie over de leidingen wordt verwezen naar paragraaf 4.1.6 Externe veiligheid.

4.1.3 Bodem

De Wet bodembescherming stelt regels over de bodemkwaliteit en (de sanering van) vervuilde grond. Voor het bestemmingsplan moet duidelijk zijn dat een eventuele bodemverontreiniging de verwezenlijking van het plan niet in de weg staat. Omdat het voorliggend bestemmingsplan een actualisatie betreft van de huidige situatie en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is een beschrijving gegeven van de huidige kwaliteit op basis van de bodemkwaliteits- en bodemfunctiekaart van de gemeente Berkelland.

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een notitie "Globale beschrijving bodemkwaliteit (per kern)" opgesteld (zie bijlage 2) waarbij de bodemkwaliteitskaart van de gemeente is beschouwd.

Het beheersgebied van Berkelland is verdeeld is twee zones:

  • zone bebouwd (dit zijn de woongebieden en bedrijventerreinen);
  • zone buitengebied

De bodemkwaliteitskaart is alleen van toepassing op locaties die (historisch) onverdacht zijn van bodemverontreiniging. Een industrieterrein kent veel verdachte activiteiten die een bodemverontreiniging kunnen veroorzaken.

Het gevolg is dat de bodemkwaliteitskaart voor een bedrijventerrein niet gebruikt kan worden als bewijsmiddel voor een milieuhygiënische verklaring (bodemonderzoek). Voor iedere aanvraag om een bestemmingsplanwijziging moet maatwerk geleverd worden. In veel gevallen blijft het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk.

4.1.4 Milieuzonering

Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaat men het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Op basis van gegevens van de gemeente is een bedrijvenlijst samengesteld waarop alle bedrijven die voorkomen op de bedrijventerreinen vermeld staan. Aan de verschillende bedrijven is een milieucategorie gekoppeld. Een milieucategorie geeft aan welke milieuhinder een bedrijf veroorzaakt en tot hoever deze milieuhinder reikt. Het betreft hier de milieuhinder van geluid, stof, geur, en/of externe veiligheid. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Het milieuaspect met de grootste afstand is maatgevend en bepaalt in welke milieucategorie een bedrijfstype wordt ingedeeld.

Als basis voor het toekennen van de milieucategorieën zijn de SBI-codes gebruikt zoals die zijn weergegeven in 'Bedrijven en milieuzonering', een uitgave van de VNG (2009). SBI-codes worden over het algemeen gebruikt voor het concreet invullen van milieuzonering. In 'Bedrijven en milieuzonering' wordt onderscheid gemaakt in onderstaande milieuzones:

Milieucategorie   Richtafstand t.o.v. rustig woongebied  
Categorie 1   10 meter  
Categorie 2   30 meter  
Categorie 3.1   50 meter  
Categorie 3.2   100 meter  
Categorie 4.1   200 meter  
Categorie 4.2   300 meter  
Categorie 5.1   500 meter  

Milieuzones algemeen
Op basis van de hiervoor genoemde milieucategorieën zijn de bedrijventerreinen opgedeeld in enkele zones. Daarbij is gekeken naar de afstand tot aan de omliggende gevoelige bestemmingen.

Met het opdelen van de bedrijventerreinen in verschillende zones wordt geregeld dat gevoelige bestemmingen zo min mogelijk overlast ondervinden van de aanwezige bedrijvigheid. Deze zogenaamde inwaartse zonering hanteert het principe dat in de zone die het dichtst bij de gevoelige bestemmingen ligt maximaal bedrijven toegelaten worden uit categorie 2. Bedrijven uit categorie 2 zijn over het algemeen goed inpasbaar nabij woonwijken. Deze eerste zone zal circa 30 meter breed zijn. Achter deze zone komt een zone te liggen waar bedrijven uit hogere categorieën toelaatbaar zijn.

De richtafstandenlijst van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden of zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. In de VNG brochure zijn, in het kader van een goede ruimtelijke ordening en gekoppeld aan het omgevingstype, milieunormen opgenomen, waaraan de feitelijke milieubelasting kan worden getoetst. Er wordt bij het toepassen van de afstanden een onderscheid gemaakt tussen afstanden met betrekking tot een 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Rustige woonwijk
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieuzonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Gemengd gebied
Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-uitgave ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Het systeem van richtafstanden gaat dus uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocaties en omgevingstype rustige woonwijk of gemengd gebied.

Milieuzonering bedrijventerreinen Borculo
Voor dit bestemmingsplan is er voor gekozen het plangebied en direct aangrenzende omgeving als een 'gemengd gebied' te beschouwen. Dit houdt in dat de eerdergenoemde aan te houden afstanden tot gevoelige bestemmingen met één trap worden verlaagd.

Deze keuze is gemaakt om de volgende redenen:

  • het betreft een historisch gegroeide situatie waarbij al lange tijd sprake is van het voorkomen van woningen nabij (hindergevende) bedrijven;
  • er is in de huidige situatie geen sprake van knelpunten: in het algemeen liggen de woningen op grote kavels waarbij sprake is van een relatief grote afstand tot de dichtstbijstaande bedrijven;
  • er wordt zo veel mogelijk recht gedaan aan de bestaande (en vergunde) rechten die de bedrijven hebben op basis van de vigerende bestemmingsplannen en milieuvergunningen;
  • het toepassen van een strikte zonering zou inhouden dat bestaande rechten onder het overgangsrecht worden gebracht. Dit levert problemen op bij toekomstige vergunningaanvragen;
  • op het terrein wordt grotendeels maximaal categorie 3.2 toegestaan. Op enkele locaties worden zwaardere categorieën tot 4.2 toegestaan. Op basis van de vigerende bestemmingsplannen, de huidige bedrijvigheid en de afstanden voortvloeiend uit de milieuzonering kan dit.

In de praktijk blijkt dat op de bedrijventerreinen Borculo acht bedrijven zijn die dichterbij omliggende gevoelige functies liggen dan is toegestaan op basis van de milieuzonering. In het voorliggende bestemmingsplan krijgen deze bedrijven een specifieke aanduiding binnen de bestemming `Bedrijventerrein`. Deze specifieke aanduiding regelt dat het betreffende bedrijf zijn huidige bedrijfsvoering mag voortzetten. Zodra het bedrijf stopt mag uitsluitend het huidige bedrijfstype of een bedrijfstype met een lagere milieucategorie terugkomen. Op deze manier wordt het huidige bedrijf niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering en wordt op termijn een sanering van het bedrijventerrein veiliggesteld. Het gaat om de volgende bedrijven:

  • Hesselink Es 23: polyesterverwerkingsbedrijf;
  • Hekweg: elektriciteitsdistributiebedrijf (schakelstation);
  • Jonkerspad 5: productie diervoeding;
  • Needseweg 23: weiproductenfabriek;
  • Needseweg 23a: elektriciteitscentrale;
  • Needsewewg 31: installatiebedrijf;
  • Nobelstraat 2: bouwbedrijf;
  • Parallelweg 11-13, timmerfabriek met spuiterij;
  • Parallelweg 15: meubelmakerij.

Er is één uitzondering gemaakt op de milieuzonering. De milieuzonering rondom de burgerwoningen op het bedrijventerrein aan de Oude Diepenheimseweg is afgestemd op het vigerende bestemmingsplan Overberkel. In dat bestemmingsplan zijn de aan te houden afstanden ten opzichte van gevoelige bestemmingen berekend. Gewenst is om voor dit deel de bestaande milieuzonering over te nemen.

Geen zonering rondom bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning is (vanzelfsprekend) geen gevoelig object in relatie tot het bedrijf waarbij die woning hoort. In dit bestemmingsplan zijn alleen de bestaande bedrijfswoningen als bedrijfswoning aangeduid, er worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan.
Bedrijfswoningen van derden zijn evenals 'burgerwoningen' gevoelige objecten voor de bepaling van de milieuruimte van bedrijven en de toepassing van de milieuregelgeving. De aanwezigheid van dergelijke woningen betekent in principe een beperking van de milieuruimte van omliggende bedrijven.

In de praktijk liggen bedrijfswoningen op of grenzen ze direct aan gronden waar bedrijven in categorie 2 (30 m), 3.1 (50 m) en hoger reeds zijn gevestigd (maximaal 4.2). Aangenomen mag worden dat in de milieuvoorwaarden die aan de omliggende bedrijven zijn gesteld, al rekening is gehouden met die bedrijfswoningen van derden.

Strikte toepassing van de milieuzonering in het bestemmingsplan op de her en der aanwezige bedrijfswoningen betekent dat rond vrijwel elke bedrijfswoning een zone categorie 1, vervolgens een zone categorie 2 enz. zou komen te liggen. Met daarbij als bepaling dat die zonering alleen geldt voor andere bedrijven dan het bedrijf waarbij de betreffende bedrijfswoning hoort. De aanwezigheid en situering van een bedrijfswoning op het ene bedrijfsperceel zou dan zonder meer bepalend zijn voor de milieuzonering / categorisering van het bedrijf / de bedrijven in de omgeving. Dat leidt ertoe dat op een bedrijventerrein met verspreid liggende bedrijfswoningen, de milieuruimte van bedrijven ernstig zou worden ingeperkt. Dat terwijl een bedrijventerrein nu juist dient om ruimte te bieden.

In de praktijk wordt echter de (relatieve) milieuhinder tussen bedrijven en bedrijfswoningen meestal als een bestaand gegeven, inherent aan het wonen op een bedrijventerrein, geaccepteerd, excessen daargelaten. Op de bedrijventerreinen in Borculo komen geen bedrijfswoningen voor die in de huidige situatie ernstige milieuhinder ondervinden.

Overige functieaanduidingen binnen bestemming 'Bedrijventerrein'
Ten aanzien van andere functies die niet direct passen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn functieaanduidingen opgenomen. Dat wil zeggen dat alleen ter plaatse van die aanduiding, naast de bedrijvenbestemming, ook de betreffende functie mogelijk is.

Het gaat hierbij om het recreatieoord aan de Klapperdijk en de luchtbrug die loopt vanaf het terrein van Friesland Campina Domo naar Hambroek II.

4.1.5 Geluid

Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk maakt, is geen onderzoek gedaan naar het thema geluid.

Geluidsgezoneerd industrieterrein
Het industrieterrein waar Friesland Campina Domo ligt betreft een gezoneerd industrieterrein. Het nu nog braakliggende Hambroek II behoort hier ook toe.

De geluidszone is in eerste instantie vastgelegd in het bestemmingsplan Industrieterrein Borculo 1982. Binnen dit industrieterrein is de vestiging mogelijk van zogenaamde 'grote lawaaimakers'. Na vaststelling van dit bestemmingsplan is de bedrijvigheid zodanig gegroeid dat na verloop van tijd sprake was van een ernstige overschrijding van de geluidsnormen op de vastgestelde zonegrenzen. In 2006 is daarom begonnen om de bestaande overschrijdingen door het treffen van maatregelen terug te dringen. Voor een groot deel is dit gelukt, alleen aan de noord- en oostzijde bleef sprake van een overschrijding.

Om deze overschrijding op te heffen heeft de gemeenteraad op 20 april 2010 deze zone (gedeeltelijk) herzien door vaststelling van een nieuw bestemmingsplan. Momenteel beschikt het industrieterrein weer over een actuele geluidszone. Deze zone is één op één overgenomen in dit bestemmingsplan en in de regels is hierover opgenomen dat in dit gebied geen nieuwe geluidsgevoelige functies gevestigd mogen worden.

Bij het vaststellen van bovengenoemd bestemmingsplan is rekening gehouden met een mogelijke toekomstige uitbreiding van Friesland Campina Domo op het terrein Hambroek II. Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is nu geen rekening gehouden met deze mogelijkheid. Nieuwe 'grote lawaaimakers' worden niet mogelijk gemaakt.

4.1.6 Externe veiligheid

De milieudienst van de Regio Achterhoek heeft advies uitgebracht met betrekking tot de externe veiligheid. Dit advies is bijgevoegd als bijlage 3. In en rondom het plangebied is sprake van verschillende risicobronnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20110003-1000_0002.jpg"

Uitsnede risicokaart

Buisleidingen
In het plangebied liggen twee ondergrondse gastransportleidingen. Deze hogedruk aardgasleidingen worden gekenmerkt als de N-569-84 en de A-529-04. Voor beide leidingen is geen sprake van een PR 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Inrichtingen

LPG-tankstation en LNG-tankstation
Aan de Nettelhorsterweg 11 ligt het tankstation Brandoil BV. Voor het tankstation geldt dat de LPG-doorzet in de milieuvergunning is gelimiteerd op 999 m3/jaar. Voor dit bedrijf gelden dan ook de Ro-afstanden 45 meter voor het vulpunt, 25 meter voor het ondergrondse reservoir en 15 meter voor de afleverzuil.
Het bedrijf wil aan de Nettelhorsterweg 11 de verkoop uitbreiden met LNG (liquefied natural gas = vloeibaar aardgas). Voor het bedrijf is op 16 mei 2012 een omgevingsvergunning onherroepelijk geworden voor het oprichten van een LNG-tank.Ten behoeve van van deze vergunning is een risicoanalyse (zie bijlage 4) opgesteld. Resultaat van deze analyse is dat de risicocontour van het gehele tankstation deels buiten de inrichting valt. Binnen de contour zijn geen kwetsbare objecten geprojecteerd danwel aanwezig. Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Op de verbeelding zijn de vulpunten ten behoeve van LPG en LNG met de gecombineerde risicocontour opgenomen.

Ammoniak koelinstallatie en PGS 15 opslag
Friesland Campina Domo betreft een inrichting die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen valt. Binnen de inrichting is sprake van ammoniakopslag en een opslag voor gevaarlijke stoffen in een PGS 15 opslag. Voor deze PGS 15 opslag geldt dat de plaatsgebonden risicocontour een cirkel van 75 meter rond de opslag bedraagt. Voor de ammoniakkoelinstallatie geldt dat de plaatsgebonden risicocontour 0 meter rond de machinekamer bedraagt. Hierbij is er vanuit gegaan dat de ammoniakkoelinstallatie een inhoud heeft van tussen de 3200 en 6000 kg ammoniak. Uit navraag bij het bedrijf blijkt dat er sprake is van 3 installaties met respectievelijk een inhoud van 685, 1050 en 3800 kg. Beide contouren vallen niet over kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico van beide risico-objecten vormt derhalve geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Gasontvangststations (GOS)
Binnen het plangebied komen twee aardgasleidingen en twee gasontvangststations voor. Voor het gasontvangststation aan de Kamerlingh Onnesstraat 24 (Liander) heeft de plaatsgebonden risicocontour een diameter van 15 meter. Deze afstand is afkomstig uit tabel 3.12 van het besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Voor het gasontvangststation aan de Needseweg 23 heeft de plaatsgebonden risicocontour eveneens een diameter van 15 meter.

Binnen de contouren van beide gasdruk meet- en regelstations zijn geen kwetsbare objecten gevestigd of geprojecteerd.

Groepsrisico
Het groepsrisico is in het advies berekend ten aanzien van alle risicobronnen. Voor alle onderzochte risico-objecten geldt dat sprake is van een laag groepsrisico. In dit geval wordt dan ook volstaan met een beperkte motivering van het groepsrisico.

Een beperkte motivering van de risico's dient in dit geval de volgende onderwerpen te bevatten:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de risico-objecten;
  • de te verwachten toekomstige personendichtheid in het geval er concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied zijn;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Het bevoegd gezag (de gemeenteraad als het bestuursorgaan dat het bestemmingsplan vaststelt) is verplicht de regionale brandweer in de gelegenheid te stellen om een advies uit te brengen over de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen en de zelfredzaamheid van personen in het plangebied. Ten aanzien hiervan kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • voor geen van de risicobronnen geldt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden;
  • de zelfredzaamheid is hoog aangezien op de bedrijventerreinen zich geen functies met minder zelfredzame personen bevinden;
  • het groepsrisico rond het tankstation en de gasleidingen is te laag om zware maatregelen door te voeren.

Het bestemmingsplan zal worden voorgelegd aan de regionale brandweer voor advies.

4.1.7 Luchtkwaliteit

Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan moet aangetoond worden dat wordt voldaan aan de wetgeving voor luchtkwaliteit. De relevante wetgeving is vastgelegd in titel 5.2 van de Wet milieubeheer, dikwijls de 'Wet luchtkwaliteit' genoemd. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een notitie "Luchtkwaliteit bedrijventerreinen gemeente Berkelland" opgesteld. Deze notitie is bijgevoegd als bijlage 5.

Uit de 'Wet luchtkwaliteit' volgt dat een voorgenomen ontwikkeling inpasbaar is, indien wordt voldaan aan minstens één van de volgende vier gronden (artikel 5.16 uit de Wet milieubeheer):

  • 1. er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
  • 2. de luchtkwaliteit verslechtert (per saldo) niet door de planontwikkeling;
  • 3. de bijdrage van het plan aan de luchtkwaliteit is 'niet in betekenende mate';
  • 4. de voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Bij de voorgenomen actualisatie van de bestemmingsplannen wordt voldaan aan de tweede grond: de luchtkwaliteit verslechtert niet door de planontwikkeling. Het nieuwe bestemmingsplan is namelijk conserverend van aard en biedt dus geen ruimte aan nieuwe ontwikkelingen. Dit betekent dat ten opzichte van de nu al bestemde situatie geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden die de luchtkwaliteit kunnen verslechteren. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee wettelijk inpasbaar op basis van artikel 5.16 lid 1b van de Wet milieubeheer.

In de notitie is eveneens inzichtelijk gemaakt wat de omvang van de verontreiniging is in de gemeente Berkelland.