Plan: | Panovenweg Dr. Slotlaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1859.BPBGB20090021-1000 |
De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
1. een aan-huis-verbonden beroep;
2. bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
c. bedrijven tot en met categorie 2 ter plaatse van de aanduiding (b<=2), zie Bijlage 1 Bedrijvenlijst;
met de daarbijbehorende:
d. tuinen, erven en terreinen;
e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
f. wegen en paden;
g. groenvoorzieningen;
h. parkeervoorzieningen;
i. nutsvoorzieningen;
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
c. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één woning worden gebouwd;
d. de inhoud van de totale woning mag niet meer bedragen dan 750 m2, tenzij de bestaande inhoud van een woning meer bedraagt dan 750 m2, in welk geval de bestaande inhoud van de woning(en) als maximum geldt;
e. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer dan 7 m respectievelijk 10 m bedragen, of, in voorkomend geval, niet meer dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" is aangegeven.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen tenminste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding tuin (t) zullen geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd;
c. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zullen ten hoogste op een afstand van 25 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw worden gebouwd;
d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
e. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3 m bedragen;
f. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw of overkapping zal ten minste 1 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2 m zal bedragen;
b. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
c. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 5 m bedragen;
d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
Voor de vrije beroepen gelden de volgende regels:
a. het gebruik blijft beperkt tot een oppervlakte van ten hoogste 30% van de voor de woonfunctie bestemde gebouwen met een maximum van 50 m2;
b. aan het woonkarakter van de voor de woonfunctie bestemde gebouwen wordt geen afbreuk gedaan.
Ter plaatse van de aanduiding (b<=2) mogen bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden uitgevoerd tot en met categorie 2, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de woonfunctie blijft in sterk overwegende mate gehandhaafd;
b. het gebruik blijft beperkt tot een oppervlakte van ten hoogste 40% van de voor de woonfunctie bestemde gebouwen;
c. er vindt geen onevenredige toename van de parkeerdruk en normale afwikkeling van verkeer in de omgeving plaats;
d. er vinden geen activiteiten plaats die onder de Wet milieubeheer vallen;
e. de aard en visuele aspecten moeten in overeenstemming zijn met het woonkarakter, met dien verstande dat:
1. de activiteiten binnen de gebouwen plaats moeten vinden;
2. buitenopslag verboden is;
f. de bedrijfsuitoefening gebeurt door degene die op het perceel woont.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
- de situering van de bebouwing;
- de maatvoering van de bebouwing;
- dakhelling van de gebouwen;
- de inrichting van de niet bebouwde terreingedeelten;
ten behoeve van:
a. de bescherming van de landschapswaarden;
b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
c. de woonsituatie;
d. de verkeersveiligheid;
e. de sociale veiligheid;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.