direct naar inhoud van 5.1 Flora en fauna
Plan: Buitengebied, Camping 't Hölterveld 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPBGB20110011-1000

5.1 Flora en fauna

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

5.1.1 Gebiedsbescherming

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s).

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van LNV.

Het plangebied is gelegen niet gelegen in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied.Wel grenst het plangebied aan de EHS.

5.1.1.1 Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een gebied dat is aangewezen als EHS. Wel grenst het plangebied direct aan de EHS. Één en ander blijkt ook uit figuur 5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20110011-1000_0016.png"

Figuur 5.1 Ligging plangebied t.o.v. de EHS (Bron: Ministerie van EL&I)

De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling heeft betrekking op een wijziging van de bestemming "agrarisch" naar "recreatie". Hierbij vinden de nieuwe ontwikkelingen voornamelijk plaats op het bestaand agrarisch bouwblok waarbij een aanzienlijke hoeveelheid bebouwing gesloopt wordt. Alle ontwikkelingen vinden buiten de EHS plaats. Op basis van de aard van de ingreep (functieverandering op een bestaand agrarisch bouwblok) en de ligging van het plangebied buiten de EHS wordt geconcludeerd dat aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS niet aan de orde is en dat de natuur wordt versterkt door het bestemmen van circa 1700 m² voormalige agrarische grond naar natuur.

5.1.2 Flora en Faunawet

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

Geconstateerd wordt dat er sprake is van een bestaand bebouwd perceel waarbij een deel van de voormalige agrarische bebouwing gesloopt wordt en deels wordt hergebruikt ten behoeve van recreatieve doeleinden. De uitbreiding van het verblijfsrecreatieve terrein vindt grotendeels plaats op het agrarisch bouwblok en deels op het aangrenzende perceel. Dit perceel wordt momenteel nog intensief agrarisch gebruikt waardoor hier geen bijzondere flora en fauna te verwachten is. Gelet op de kenmerken van het plangebied is er geen sprake van een foerageergebied en kent het plangebied geen of een zeer lage natuurwaarde. Het project zal hierin bovendien geen verandering brengen. Van een negatief effect van de ingrepen in het gebied op de flora en fauna lijkt dan ook geen sprake

Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.

Op grond van artikel 2, lid 1 neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. In artikel 2, lid 2 is bepaald dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken). De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.