direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied, Noachweg 9 Eibergen 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPBGB20110013-1000

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. normaal agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • b. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en voorzieningen en naar aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  • d. (onverharde) paden en wegen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeerkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. Buiten bouwvlakken zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, – met uitzondering van overkappingen en voorzieningen voor opslag en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen toegestaan.
  • b. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bebouwing:

  • a. Ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. Ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving.
  • c. Ter waarborging van de verkeersveiligheid.
  • d. Ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1 Afwijken ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het realiseren van één paardenbak buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. De paardenbak grenst direct aan de bestemming 'Wonen'.
  • b. De afstand tot bebouwing van derden bedraagt ten minste 50 meter.
  • c. De oppervlakte van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m2.
  • d. Een paardenbak moet gelegen zijn achter de voorgevelrooilijn.
  • e. De afstand van een paardenbak tot het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 25 meter.
  • f. De hoogte van afrasteringen/omheiningen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter.
  • g. Het realiseren van paardenbakken buiten het bouwvlak leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • h. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • i. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 3.4.2 Afwijken ten behoeve van sleufsilo’s en/of kuilvoerplaten buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het realiseren van sleufsilo.s en/of kuilvoerplaten buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. De sleufsilo/kuilvoerplaat grenst direct aan het agrarisch bouwvlak.
  • b. Het realiseren van sleufsilo.s en/of kuilvoerplaten buiten het bouwvlak leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • c. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • d. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.


3.4.3 Afwijken ten behoeve van het verhogen van de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c voor het verhogen van de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van silo.s mag niet meer bedragen dan 20 meter.
  • b. De bouwhoogte van hooibergen mag niet meer bedragen dan 10 meter.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  • a. Aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 50 m2;
  • b. Bij een paardenbak is het gebruik van verlichting door middel van lichtmasten niet toegestaan.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. Het gebruiken van een gebouwen behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
  • e. Het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is niet toegestaan.
  • f. Teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.6.1 Afwijken ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder g voor het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter bedragen.
  • b. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.
  • c. De realisatie van teeltondersteunende voorzieningen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • d. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.


3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding „specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol:
  • i. het verzetten of vergraven van grond, waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel of meer dan 0,45 meter wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;
  • ii. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,45 meter onder maaiveld;
  • iii. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
  • iv. het aanleggen dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit (van) oppervlaktewateren.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding „specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker.;
  • i. het verzetten of vergraven van grond, waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel of meer dan 0,45 meter wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;
  • ii. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,45 meter onder maaiveld;
  • iii. het aanleggen dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit (van) oppervlaktewateren;
  • iv. het verwijderen of rooien van bos-, natuur-, en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • v. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • vi. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 meter opgaand of dieper dan 0,45 meter onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
  • vii. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;
  • viii. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m2 per perceel.


3.7.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van het verzetten of vergraven van grond.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.


3.7.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.