direct naar inhoud van 5.1 Natuurparagraaf/natuurtoets
Plan: Buitengebied Berkelland 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPBGB2012-0100

5.1 Natuurparagraaf/natuurtoets

Algemeen

Ruimtelijke plannen moeten expliciet rekening houden met aanwezige natuurwaarden. Deze waarden zijn als zodanig vastgelegd in Europees beleid, rijksbeleid en provinciaal beleid. Hierna is aangegeven hoe er in dit plan rekening is gehouden met ecologische structuren, belangrijke gebieden en belangrijke soorten. De regeling in dit plan moet worden gezien als aanvullend op het natuurbeleid.

De natuur in Berkelland staat op veel plaatsen in relatie tot het water. Niet toevallig liggen de bijzondere natuurterreinen consequent in kwelgebieden: het Noordijkerveld, Needse Achterveld, Teeselinkven (Natura 2000-gebied) en Beekvliet (deels Natura 2000-gebied, buiten gemeente Berkelland). De enige uitzondering is de boswachterij Ruurlo, maar de natuurwaarden zijn hier dan ook minder bijzonder dan in de andere terreinen.

Ook de ecologische hoofdstructuur (EHS) is voor een belangrijk deel gekoppeld aan water: hij beslaat vooral de zones langs de Baakse Beek, de Slinge, de Hupselse Beek-Leerinkbeek, de Berkel en de Buurserbeek. Hierop zijn twee uitzonderingen: een droge ecologische verbinding langs de spoorlijn Winterswijk - Ruurlo en een verbinding van de Buurserbeek, via het Noordijkerveld naar Zwiep en Ampsen. Toch is deze laatste voor een groot deel ook gekoppeld aan natte terreinen, zoals de Horstgoot en een stukje Berkel. Deze laatste verbindingszone heeft een belangrijke functie bij de verspreiding van de boomkikker.

Behalve aan het water verbonden natuur is ook voedselarme natuur kenmerkend voor Berkelland. Op veel plaatsen zijn kwel en voedselarme gebieden goed te herkennen in het landschap.

Omdat de natuur hier vooral gerelateerd is aan natte situaties, zijn de beken goede dragers van de verbindingszones. Die verbinden de natuur van het Oost-Nederlands Plateau met die van de IJssel en daarmee het hele rivierengebied. Daarnaast zijn de beken natuurlijk leefgebied van onder andere vissen. Een andere belangrijke verbindingszone is droog: de spoorlijn Zutphen - Winterswijk.

Bescherming ecologische structuren (EHS-natuur/EHS-verweving/EHS-verbinding/ganzen- en weidevogelgebied/Natte natuur met beschermingsgebied Natte natuur)

Het natuurbeleid van rijk en provincie is actief benut voor dit plan. Actuele natuur- en landschapswaarden zijn als zodanig beschermd. De provinciale zonering van het buitengebied vormt hiervoor de leidraad. Bescherming van deze waarden geschiedt via een gerichte gebiedsbestemming en een aanduiding van aanwezige waarden.

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van bestaande en nieuwe natuurgebieden, die met elkaar verbonden worden met verbindingszones. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden, om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan.

Het inrichten van de ecologische verbindingszones doet de provincie Gelderland samen met gemeenten, waterschappen, grondeigenaren en andere betrokkenen. Gemeenten en waterschappen coördineren de uitvoering, de regie is in handen van de provincie.

Voor een deel is de EHS al gerealiseerd. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is, als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden aangetast. Afwijken van deze regel is alleen mogelijk als het maatschappelijk belang groot is en er geen reële alternatieven zijn. In de planregels bij het bestemmingsplan is het EHS-beleid verwerkt via gebiedsaanduidingen en bijbehorende algemene aanduidingsregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB2012-0100_0012.jpg"

Toch zijn er in de verschillende onderdelen van de EHS nog wel ontwikkelingen mogelijk, vooral in de EHS-verwevingsgebieden en de EHS-verbindingsgebieden, op plaatsen waarvoor geen specifieke natuurdoelen zijn. Deze ontwikkelingen moeten dan wel de kernkwaliteiten van de EHS versterken en bijdragen aan het realiseren van de EHS. De provincie Gelderland heeft de wezenlijke kenmerken en waarden beschreven in de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur'. De gemeente Berkelland sluit hier in dit plan op aan. In bijlage 16 is namelijk inzichtelijk gemaakt welke detailbestemmingen binnen de diverse EHS-zones voorkomen. Hierbij is een totaalbeeld geschetst van ontwikkelingsmogelijkheden die het nieuwe bestemmingsplan biedt binnen de EHS. Daarbij is een vergelijking gemaakt met de ontwikkelingsmogelijkheden die de geldende bestemmingsplannen bieden. Over het geheel genomen is duidelijk dat het nieuwe bestemmingsplan binnen de EHS minder ontwikkelingsmogelijkheden biedt dan de huidige bestemminmingsplannen, iets wat vooral is terug te voeren op de 'bouwvlak op maat'-benadering voor de agrarische bouwvlakken.

Bescherming gebieden (Natura 2000, NB-Wet)

De gebiedenbescherming is primair geregeld via de Natuurbeschermingswet (NB-wet) 1998. De reeds beschermde natuurmonumenten en de Natura 2000-gebieden worden via deze wet beschermd. De Natura 2000-gebieden genieten een bijzondere bescherming. Voor nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van deze gebieden is getoetst op (mogelijke) negatieve effecten op de natuurwaarden. Indien kans is op negatieve effecten dan is er sprake van vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet.

Het Natura-2000 gebied Teesselinksven wordt verder ontwikkeld. Buiten de gemeentegrenzen komen ook Natura-2000 gebieden voor. Hoewel deze liggen buiten de gemeentegrenzen zijn zij wel van invloed op ontwikkelingen in de gemeente Berkelland. Een voorbeeld is Stelkampsveld/Beekvliet dat gelegen is in de gemeente Lochem, maar grenst aan de gemeente Berkelland.

Voor de bescherming van de aanwezige natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden in en om het plangebied, is een tweetal plan-MER'en opgesteld (inclusief Voortoets Natuurbeschermingswet). In deze MER'en zijn de ontwikkelingsmogelijkheden binnen de landbouwontwikkelingsgebieden respectievelijk het bestemmingsplan Buitengebied Berkelland 2012 onderzocht op mogelijk negatieve milieueffecten. De twee rapportages zijn als bijlagen bij deze plantoelichting gevoegd.

In het integrale plan-MER bestemmingsplan Buitengebied Berkelland 2012 (waarin de resultaten van het plan-MER voor de landbouwontwikkelingsgebieden geïntegreerd is) is de volgende conclusie getrokken.

De verschillende onderzochte, relevante alternatieven leiden, in vergelijking met de vergunde situatie tot een verlaging van de ammoniakdepositie op natuur. Door de vele aannames in het plan-MER is een significant effect op de Natura 2000-gebieden echter niet uit te sluiten.

Daarom moet bijvoorbeeld bij een concrete verplaatsing van een intensieve veehouderijbedrijf naar een landbouwontwikkelingsgebied of een landbouwontwikkellokatie opnieuw een passende beoordeling, op een hoger detailniveau, worden uitgevoerd. Voor de overige relevante milieuaspecten geldt dat de ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan geen negatieve effecten heeft. Daarbij is van belang dat de gebruiksregels bij de agrarische bestemmingen expliciet bepalen dat het houden van dieren binnen gebouwen alleen is toegestaan in één bouwlaag.

In het plan-MER is gerekend met de vergunde situatie (dit betreft de verleende milieuvergunningen). De feitelijke situatie is door de gemeente geanalyseerd. Deze bedraagt zo'n 70-75% van de vergunde situatie. Een vergelijking van de gegevens vergund en feitelijk van de afgelopen jaren laten zien dat er nagenoeg geen groei in zit. De gemeente wil de komende periode de niet benutte vergunningen intrekken. Inmiddels werkt de provincie Gelderland, net als Noord-Brabant, met een vergunningenbank en met saldering. Omdat er een vast verschil zit tussen vergund en feitelijk en beide veestapels nagenoeg gelijk blijven is de analyse uitgevoerd op basis van de vergunde situatie.

Vanuit landschappelijk oogpunt wordt voorgesteld extra aandacht te schenken aan de landschappelijke inpassing van nieuwe ontwikkelingen. Dit wordt zowel via een publiek- als een privaatrechtelijk spoor geregeld. Elke ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk is via een planwijziging, moet landschappelijk zorgvuldig worden ingepast. Het bestemmingsplan biedt met de randvoorwaarden voor bestemmingsplanwijzigingen en -afwijkingen handvatten om dit publiekrechtelijk vast te leggen in planolgische besluiten.

Er zijn diverse gebieden begrensd als Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Een deel van de EHS bevat verzuringsgevoelige natuurwaarden en is daarom aangewezen als zeer kwetsbare natuur. Deze natuur wordt beschermd tegen de uitstoot van ammoniak door middel van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Op grond van deze wet wijzen Provinciale Staten gebieden aan die als zeer kwetsbaar worden aangemerkt, de zogenaamde Wav-gebieden. In deze gebieden en een zone van 250 m hieromheen zijn uitbreiding of het nieuw vestigen van veehouderijen beperkt. Op basis van het plan-MER wordt geconcludeerd dat alle alternatieven zorgen voor een (meestal geringe) verlaging van de stikstofdepositie op de meeste Wav-gebieden in en rond de gemeente. In een aantal Wav-gebieden dichtbij de LOG's vindt juist een lichte verhoging (van maximaal 10 mol/ha/jaar) plaats. Deze verhoging is niet schadelijk voor de kwetsbare natuurwaarden in deze gebieden en daarom aanvaardbaar.

Het plan-MER voor de LOG's en het plan-MER voor de rest van het gemeentelijke buitengebied heeft samen met het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen in het kader van de Inspraakverordening. Het plan-MER is op onderdelen geactualiseerd en aangevuld met een tekst over het gemeentelijke lichtbeleid. De beide definitieve documenten worden als bijlagen bij het ontwerpbestemmingsplan opnieuw ter inzage gelegd om daarna formeel te kunnen worden vastgesteld door het bevoegd gezag (i.c. de gemeenteraad).

Bescherming soorten (Flora- en faunawet)

De soortenbescherming is primair geregeld via de Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van in het wild voorkomende inheemse plant- en diersoorten. Deze wet kent een algemene zorgplicht met verbodsbepalingen, ontheffingen, gedragscodes en ontheffingen. Voor beschermde soorten is behoud van hun leefgebied van levensbelang. De bescherming van soortgroepen vindt waar nodig plaats via aanduidingen bij de verschillende gebiedsbestemmingen. Zo zijn de provinciaal aangewezen weidevogels- en ganzengebieden binnen het plangebied weergegeven via een gebiedsaanduiding waaraan gebruiksregels en een aanlegvergunningstelsel zijn gekoppeld.

Verder is bij afwijkingen en wijzigingen als nadere eis opgenomen dat er geen negatieve effecten mogen zijn op beschermde Natuurbeschermingswetgebieden, dan wel op beschermde planten en dieren. In de praktijk betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor een afwijking of een planwijziging nodig is ook aandacht moet worden besteed aan de aspecten flora en fauna. Op die manier krijgt de soortenbescherming een plek in ruimtelijke besluitvorming die is gebaseerd op het instrumentarium uit het bestemmingsplan Buitengebied Berkelland 2012. Overigens kent ook de Wabo al een koppeling met de Flora- en Faunawet (en de Natuurbeschermingswet). Dit houdt in dat toekomstige bouw/aanlegplannen moeten worden beoordeeld aan de Flora- en Faunawet (of de Natuurbeschermingswet), ook wanneer zij zonder meer passen in het nieuwe bestemmingsplan.