Plan: | Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1859.BPRLO20090009-1000 |
Voor dit plan zijn twee verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Ruurlo, sportvelden e.o., Grontmij Nederland B.V., Arnhem, 4 januari 2009; Verkennend bodemonderzoek Sportvelden 't Rikkelder -2011, Grontmij Nederland B.V., Assen, 22 november 2011).
De bodems in het plangebied worden op de Bodemkaart getypeerd als hoge, zwarte enkeerdgronden, bestaande uit lemig fijn zand (eenheid zEz23). Deze gronden liggen in het dekzandgebied en bestaan uit een humushoudende laag met een dikte van 0,50 tot 1,20 m. Hieronder ligt dekzand, vaak met een humuspodzol. Enkeerdgronden ontstaan op podzolgronden doordat de akkers (vanaf de Middeleeuwen) bemest werden met mest en plaggen uit de potstal. In de loop van de eeuwen is er een donkerbruin dek (ook wel esdek genoemd) ontstaan waardoor de oude bouwvoor, met eventueel de archeologische resten, goed bewaard kan zijn gebleven. Enkeerdgronden zijn daarom archeologisch waardevol. Esdekken werden vaak aangelegd in relatief hoge delen in het landschap. Ter plekke van het plangebied bestaan de grote complexen met zwarte enkeerdgronden uit een aantal afzonderlijke, kleinere hoogten, die gescheiden zijn door lagere stroken waarin wegen en boerderijen liggen.
Op oude historische kaarten, zoals een kaart uit 1773-1794 en het kadastrale minuutplan uit 1811-1832 wordt het plangebied weergegeven als bouwland. Destijds lag het aan de rand van de bebouwing van Ruurlo, nabij een pastorie. Het plangebied heeft lange tijd als bouwland bestaan. Pas vanaf de jaren ’80 van de 20e eeuw staat het plangebied niet langer meer als landbouwgrond, maar als sportterrein op de topografische kaarten.
Aanleiding voor het uitvoeren van het verkennend bodemonderzoek is de voorgenomen herinrichting van de locatie en realisatie van de schoolvoorzieningen. In verband met de te doorlopen procedures (bestemmingsplanwijziging, bouwvergunning e.d.) is inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) noodzakelijk. Doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie.
Op de onderzoekslocatie zijn zowel in de bovengrond als in de ondergrond geen verontreinigingen aangetroffen. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan barium, cadmium, zink, xylenen en naftaleen aangetroffen.
Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “onverdachte locatie” niet geheel juist is. Er zijn immers in het grondwater ter plaatse enkele gehalten aangetroffen die de streefwaarde overschrijden. Gezien de geringe mate waarin de streefwaarde wordt overschreden bestaat er geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese.
Het verkennend bodemonderzoek heeft zich gericht op het voorkomen van verontreinigingen op de locatie. Indien grond van de locatie vrijkomt en elders wordt toegepast geldt een ander wettelijk kader, namelijk dat van het Besluit bodemkwaliteit.