Plan: | Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1859.BPRLO20090009-1000 |
Voor dit plan zijn twee inventariserende archeologische onderzoeken uitgevoerd (Archeologisch onderzoek Ruurlo, Sportvelden e.o., Grontmij Nederland B.V., Assen, 11 januari 2010; Archeologisch onderzoek sportpark 't Rikkelder te Ruurlo, Grontmij Nederland B.V., Arnhem 22 november 2011).
Bij grondwerkzaamheden in verband met de voorgenomen bouw van twee schoolgebouwen naast sportpark ’t Rikkelder in Ruurlo, worden mogelijk archeologische waarden verstoord. Daarom is door Grontmij, in opdracht van VOF Heeckeren, een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd om de archeologische verwachting van het plangebied te toetsen. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapport.
In Archis2 (het centraal archeologisch registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, bevat informatie over vondsten, geplande opgravingen en de resultaten daarvan ) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. In het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd.
De vondsten die tijdens het booronderzoek en de opgraving zijn gedaan betreffen nederzettingsresten die ruwweg gedateerd kunnen worden tussen de midden-IJzertijd en de Romeinse tijd, en tussen de tweede helft van de vroege Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. De vondsten betreffen voornamelijk aardewerk, maar ook sporen van metaalbewerking zijn aangetroffen. Bij de waarneming op het sportterrein wordt vermeld dat het esdek ter plekke intact is.
In opdracht van VOF Heeckeren heeft Grontmij Nederland B.V. een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de te herontwikkelen sportvelden van sportpark ’t Rikkelder. Het onderzoek heeft bestaan uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied zich in een eslandschap bevindt, bestaande uit enkeerdgronden. Direct ten westen van het plangebied zijn nederzettingsresten aangetroffen. Binnen het plangebied wordt de kans op archeologische resten, die dateren vanaf de IJzertijd, hoog geacht. De kans op het aantreffen van archeologische resten uit eerdere perioden wordt op middelhoog geschat.
Uit het veldonderzoek is gebleken dat de bodem in het noordoostelijke deel van het plangebied, ter plaatse van boringen 101 tot en met 104, intact is. In deze boringen is een intact esdek aangetroffen. Bij boring 102 is onder het intacte esdek tevens een lichte podzolering aangetroffen. In het zuidwestelijke deel van het plangebied, ter plaatse van boringen 105 en 106, is de bodem (deels) verstoord.
Aangezien de kans groot wordt geacht dat de nederzettingsresten die direct ten westen van het plangebied zijn aangetroffen zich uitstrekken in de richting van het plangebied, wordt geadviseerd om ter hoogte van de boorlocaties 101 tot en met 104, waar een intact esdek is waargenomen, geen graafwerkzaamheden uit te voeren. Indien dit niet mogelijk is, dient ter plaatse van deze boringen een proefsleuvenonderzoek plaats te vinden om vast te stellen of binnen het plangebied archeologische resten aanwezig zijn. Voor aanvang hiervan dient een Programma van Eisen opgesteld te worden, waarin de onderzoeksvragen, uitvoeringsaspecten en randvoorwaarden van het onderzoek worden opgenomen. Dit PvE dient door het bevoegd gezag goedgekeurd te worden. Een voorstel voor de locaties voor het vervolgonderzoek staat weergegeven in het archeologisch onderzoekrapport.
Het aantal proefsleuven en de ligging daarvan is bepaald op basis van de KNA leidraad voor inventariserend veldonderzoek10. Er is uitgegaan van het onderzoeken van circa 10% van het gebied met intacte bodem. In het eerder door Grontmij uitgevoerde archeologisch onderzoek (GAR nr. 851, 2009) is voor het gebied ten noordoosten van onderhavig plangebied eveneens een proefsleuvenonderzoek geadviseerd. Dit gebied is gelegen in het verlengde van onderhavig plangebied en behoort tot het deel van het sportpark, waarbinnen de geplande werkzaamheden uitgevoerd zullen gaan worden. Dit gebied is daarom meegenomen in de opzet van onderhavig advies. Op basis van de afmetingen van het te onderzoeken gebied, worden er negen proefsleuven van 4 bij 20 m geadviseerd. Het onderzoek is gebaseerd op een steekproef. Indien tijdens de uitvoering van graafwerkzaamheden in de delen van het plangebied die niet voor vervolgonderzoek in aanmerking komen alsnog archeologische resten worden aangetroffen, dient direct contact opgenomen te worden met de bevoegde overheid.
Afbeelding 13: Archeologische verwachtingswaarden plangebied
Op basis van de resultaten van het archeologisch vooronderzoek wordt in het plangebied een vervolgonderzoek geadviseerd met gebruik van proefsleuven. In dit voorstel wordt eveneens een deel meegenomen waarover reeds eerder is geadviseerd om proefsleuven aan te leggen (CIS-code 37171 / regiokenmerk 2009u0944). Met dit advies wordt ingestemd, echter met de aanvulling dat bij het aantreffen van een archeologische vindplaats binnen het te onderzoeken areaal ook nog een controlesleuf wordt aangelegd tussen de boringen 105 en 106. Deze dient als optioneel te worden toegevoegd. Voor het proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag, namens deze de regionaal archeoloog. Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Berkelland hiervan per direct in kennis te stellen.