direct naar inhoud van 4.5 Natuur en soorten
Plan: Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPRLO20090009-1000

4.5 Natuur en soorten

Voor dit plan is een natuuronderzoek uitgevoerd (Natuurtoets Sportvelden vv Ruurlo, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 8 november 2011).

4.5.1 Inleiding

Op 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden en deze heeft als doel het beschermen en in stand houden van bijzondere gebieden (Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten) in Nederland. Projecten of handelingen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn verboden. Ook activiteiten buiten de beschermde gebieden kunnen verboden zijn, indien deze negatieve effecten veroorzaken (externe werking). Bij negatieve effecten is het nodig een vergunning aan te vragen op basis van een verslechterings- en verstoringstoets. Het uitvoeren van een passende beoordeling (uitgebreide effectenstudie, alternatievenonderzoek en onderbouwing dwingende redenen van groot openbaar belang) is noodzakelijk wanneer de negatieve effecten (mogelijk) significant zijn.

4.5.2 Gebiedsbescherming

De wijzingen in het plangebied hebben geen negatieve gevolgen op:

  • 1. Natura 2000-gebieden
  • 2. Beschermde Natuurmonumenten
  • 3. Provinciale EHS
  • 4. Weidevogel- en ganzenbeschermingsgebieden
4.5.3 Flora- en faunawet

Het plangebied bestaat uit vier voetbalvelden met twee kleinere trainingsvelden. Aan de zuidkant van het plangebied zijn de kantine en kleedkamers van de voetbalclub gelegen. In het noordoosten is een stukje verruigd terrein aanwezig. Het gehele plangebied is omgeven door houtwallen met bomen of lage hagen bestaande uit: zomer eik, haagbeuk, veldesdoorn, kornoelje, liguster, vlier, kardinaalsmuts, krentenboompje en hazelaar. In het plangebied is geen open water aanwezig.

Aangezien er zich in kantine en kleedkamers spouwmuren bevinden met openingen is niet op voorhand uit te sluiten dat er zich vaste verblijf- of rustplaatsen van vleermuizen in het gebouw van VV Ruurlo bevinden. Er wordt daarom geadviseerd de gebouwen nader te laten onderzoeken naar het voorkomen van vleermuizen. Mochten er vaste rust- en/of verblijfplaatsen worden aangetroffen tijdens het nader onderzoek, dan dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen.

In de overige begroeiing zijn alleen algemeen voorkomende soorten waargenomen als: heggenmus, winterkoning, merel, houtduif, roodborst. Aangezien het verboden is om alle broedende vogels te verstoren tijdens het broedseizoen, moet ervoor gezorgd worden dat de werkzaamheden niet in het broedseizoen worden uitgevoerd. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli. Indien het toch noodzakelijk is om in het broedseizoen activiteiten uit te voeren, dan moet vooraf door een ter zake kundige bepaald worden of er broedende vogels voorkomen. Eventueel is het mogelijk om voor het broedseizoen maatregelen te nemen, zoals het verwijderen van beplanting, zodat vogels zonder vaste verblijfplaats niet kunnen gaan broeden.

In het plangebied zijn een aantal oude eiken aanwezig, welke mogelijk geschikt zijn voor vogels met een jaarrond beschermde vaste verblijfplaats. Indien één of meerdere van de aanwezige eiken worden verwijderd, dan dienen deze vooraf aan de uitvoering van kapwerkzaamheden te worden gecontroleerd op aanwezigheid van vaste rust- of verblijfplaatsen van vogels.

4.5.4 Aanvullend vleermuisonderzoek

De Flora- en faunawet biedt de juridische basis voor de bescherming van vleermuissoorten in ons land. Alle in Nederland in het wild voorkomende vleermuissoorten zijn wettelijk beschermd op grond van de Flora- en faunawet, en vallen onder het zwaarste beschermingsregime (strikt beschermde soort, tabel 3 AMvB). Dit betekent dat vleermuizen bijvoorbeeld niet mogen worden gedood of verwond en niet opzettelijk mogen worden verontrust. Ook hun vaste rust- en verblijfplaatsen zijn wettelijk beschermd, en mogen niet worden verstoord, aangetast of vernietigd. Deze verbodsbepalingen zijn terug te vinden in de artikelen 9, 10 en 11 van de Flora- en faunawet.

Indien bij een ruimtelijke ingreep toch een van de verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen wordt overtreden, dan is daarvoor een ontheffing noodzakelijk op grond van artikel 75 Flora- en faunawet. De minister van LNV bepaalt of de ontheffing al dan niet wordt verleend. Onderzoeksresultaten voor dit plangebied:

  • Het kantinegebouw van de voetbalvereniging Ruurlo wordt niet door vleermuizen gebruikt als vaste rust- en verblijfplaats. Voor de sloop van het kantinegebouw is derhalve geen ontheffing noodzakelijk op grond van artikel 75 Flora- en faunawet.
  • Het sportpark, en met name de groenstructuren langs de randen van het sportpark, vormt een belangrijk foerageergebied voor vleermuizen. Tijdens het onderzoek werden enkele rosse vleermuizen en laatvliegers en enkele tientallen gewone dwergvleermuizen foeragerend op en langs het terrein waargenomen. Indien de groenstructuren langs de randen van het sportpark behouden blijven, komt de functie van het sportpark als foerageergebied voor vleermuizen niet in gevaar. Het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet is dan niet noodzakelijk.
  • De bomenlaan langs de Furstenauerstraat en de bosschages langs het sportpark vormen vliegroutes voor de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger. Indien deze groenstructuren langs de randen van het sportpark behouden blijven, komt de functie ervan als vliegroute voor vleermuizen niet in gevaar. Het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet is dan niet noodzakelijk.