direct naar inhoud van 5.3 Archeologie/Cultuurhistorie
Plan: Buitengebied, Erve Giegink Borculo 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100

5.3 Archeologie/Cultuurhistorie

Beoordelingskader

Het Europese Verdrag van Valletta en de gewijzigde Monumentenwet 1998 regelen de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van beide is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in-situ) te bewaren. Waar dit niet mogelijk is, betalen de “bodemverstoorders” het archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen.

Om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische waarde van het plangebied is de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Berkelland geraadpleegd. Deze kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische verwachting van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Berkelland. De kaart is ontstaan door het inventariseren van de reliëf- en bodemkenmerken, de ontstaansgeschiedenis van het landschap, archeologische vindplaatsen en andere cultuurhistorische waarden in Berkelland.

Aan de hand van deze gegevens zijn drie verwachtingszones onderscheiden, waarin sprake is van verschillen in de verwachte dichtheid waarin archeologische resten voorkomen:

  • gebieden met een hoge archeologische verwachting (rood gekleurd op de kaart);
  • gebieden met een middelmatige archeologische verwachting (geel);
  • gebieden met lage archeologische verwachting (groen).

Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –mv zijn per verwachtingszone oppervlakte criteria gesteld op basis waarvan archeologisch veldonderzoek noodzakelijk wordt.

  • Hoge archeologische verwachting => als de bodemverstoring groter is dan 250 m2;
  • Middelmatige archeologische verwachting => als de bodemverstoring groter is dan 1000 m2;
  • Lage archeologische verwachting => als de bodemverstoring groter is dan 5000 m2.

 

Onderzoek

Het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (zie Bijlage 4) met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd voor dit plangebied, de vispassage genaamd Elbrink. De minimale bodemverstoring is te verwachten tot in de C-horizont van de bodem, waarbij een gerede kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord of vernietigd worden.

Conclusie

Uit het archeologisch onderzoek komt het volgende naar voren:

  • Binnen het plangebied zijn op basis van het bureauonderzoek nog geen archeologische resten bekend.
  • Ter plaatse van deelgebied Elbrink worden beekafzettingen van de Berkel verwacht en resten van een afgegraven dekzandrug. Ter plaatse van erf Giegink wordt een dekzandrug eventueel met esdek verwacht.
  • Voor het beekdal ter plaatse van deelgebied Elbrink geldt ook een middelhoge archeologische verwachting op bijzondere datasets welke gerelateerd zijn aan beekdalen. Voor de dekzandrug geldt een lage archeologische verwachting, omdat deze lijkt te zijn afgegraven. Ter plaatse van erf Giegink lijkt de dekzandrug nog aanwezig te zijn. Daarnaast betreft het een historische erf locatie. Voor dit erf geldt daarom een hoge archeologische verwachting.
  • In alle boringen zijn beekafzettingen en/of verspoelde dekzanden aangetroffen. Er is geen dekzandrug aangetroffen. Ter plaatse van deelgebied Elbrink blijft de bodemverstoring in het laagste deel van het terrein beperkt tot de bouwvoor. De bodem betreft echter wel een A/C profiel. Ter plaatse van het iets hoger gelegen deel van het terrein is diepere bodemverstoring aangetroffen, zeer waarschijnlijk gerelateerd aan de afgraving van de bovengrond. Ter plaatse van erf Giegink is een ophogingspakket aangetroffen dat geïnterpreteerd is als woonheuvel/terp.
  • De woonheuvel/terp ter plaatse van erf Giegink betreft een archeologische laag. Op deze locatie kunnen archeologische resten van voorlopers van de huidige hoeve worden verwacht. Vervolgonderzoek is hier noodzakelijk. Voor het overige deel van deelgebied Elbrink geldt dat de archeologische verwachting kan worden bijgesteld naar laag. Archeologische resten kunnen niet geheel uitgesloten worden. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk. Tijdens de uitvoer van de geplande werkzaamheden dient men echter alert te blijven op mogelijke archeologische resten. Hiervoor geldt een meldingsplicht.

Aanbevelingen

Ter plaatse van erf Giegink is vervolgonderzoek noodzakelijk. De huidige bebouwing kan gesloopt worden tot aan het maaiveld. Sloop onder het maaiveld dient archeologisch begeleid te worden. Na sloop van de huidige bebouwing is een proefsleuvenonderzoek noodzakelijk om te kunnen bepalen of archeologische resten van voorlopers van de huidige hoeve aanwezig zijn.

Ter plaatse van het overige deel van deelgebied Elbrink geldt een lage archeologische verwachting. Men dient tijdens uitvoer van de geplande werkzaamheden echter alert te blijven op eventueel aanwezige archeologische resten. Aanwezige resten kunnen bijzondere datasets betreffen. Indien archeologische resten worden aangetroffen dan geldt hiervoor een meldingsplicht. Conform de leidraad beekdalen in Pleistoceen Nederland32 dienen schriftelijke afspraken te worden gemaakt tussen de uitvoerder van de werkzaamheden en het bevoegd gezag omtrent de melding van en omgang met van dergelijke eventuele ‘toevalsvondsten’. Ook hier geldt een meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.